ECLI:NL:HR:2006:AV0035

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/332HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een woning

In deze zaak gaat het om een geschil over de totstandkoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een woning. Eiseres, wonende te [woonplaats], heeft in cassatie beroep ingesteld tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak begon met een dagvaarding door de verweersters in cassatie, [verweerster 1] en [verweerder 2], die eiseres en haar inmiddels overleden echtgenoot op 5 november 1998 hebben gedagvaard. De verweersters vorderden onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat er op 7 maart 1994 een koopovereenkomst was gesloten voor de koopsom van ƒ 200.000,-- met betrekking tot een onroerende zaak. Eiseres heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 115.534,58 gevorderd van de verweersters. De rechtbank heeft op 18 mei 2001 in conventie de primaire vordering grotendeels toegewezen en in reconventie de vordering afgewezen. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld, waarop de verweersters incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het hof heeft in verschillende tussenarresten de zaak behandeld en uiteindelijk in het eindarrest van 27 juli 2004 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met veroordeling van eiseres tot betaling van een bedrag aan de verweersters.

Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

10 februari 2006
Eerste Kamer
Nr. C04/332HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 5 november 1998, hersteld bij exploot van 3 december 1998, eiseres tot cassatie en haar inmiddels overleden echtgenoot - verder in enkelvoud te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en na wijziging van eis bij conclusie van repliek gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht te verklaren dat [verweerder] c.s. en [eiseres] op 7 maart 1994 een koopovereenkomst hebben gesloten voor de koopsom van ƒ 200.000,-- met betrekking tot de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats A] aan de [a-straat 1], kadastraal bekend [plaats B] [A] [001] gedeeltelijk; en
2. [eiseres] te veroordelen om binnen zeven dagen na het te dezen te wijzen vonnis alle medewerking te verlenen, die vereist is om de voornoemde koopovereenkomst ten uitvoer te leggen, waaronder het passeren van de leveringsakte voor de notaris, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere dag dat [eiseres] in gebreke blijft hieraan te voldoen;
subsidiair:
[eiseres] te veroordelen om de onderhandelingen ten aanzien van de wijze van uitvoering en de nakoming van de koopovereenkomst met betrekking tot voormelde onroerende zaak te hervatten met benoeming van een notaris om de onderhandelingen te begeleiden.
alles met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis [verweerder] c.s. te veroordelen aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het bedrag van ƒ 115.534,58, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 oktober 1999.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 mei 2001 in conventie de primaire vordering en de nevenvorderingen grotendeels toegewezen en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis heeft [eiseres] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Verweerder] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij hun vorderingen vermeerderd met advocaat-, betekenings-, notaris- en taxatiekosten.
[Eiseres] heeft zich tegen de wijziging en vermeerdering van eis verzet, welk verzet het hof bij rolbeschikking van 7 mei 2002 ongegrond heeft verklaard.
Bij tussenarrest van 11 maart 2003 heeft het hof [eiseres] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren en bij tussenarrest van 16 maart 2004 de zaak naar de rol verwezen. Bij eindarrest van 27 juli 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 mei 2001, voor zover in conventie gewezen, bekrachtigd, [eiseres] veroordeeld aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van € 467,89, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 september 2001, [eiseres] veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep, de kosten van het incidenteel hoger beroep tussen partijen gecompenseerd, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
De arresten van het hof van 11 maart 2003, 16 maart 2004 en 27 juli 2004 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de vermelde arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 februari 2006.