ECLI:NL:HR:2006:AV0344
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Ontnemingszaak betreffende kostenverweer in relatie tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak, die op 7 maart 2006 door de Hoge Raad is behandeld, betreft het een ontnemingszaak waarbij de betrokkene, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof had op 8 april 2005 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, waarbij de betrokkene werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 103.836,- aan de Staat. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat bepaalde kosten, die hij heeft gemaakt in verband met de hennepkwekerij, in mindering zouden moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze kosten betroffen de vernietiging van de casco's van de ruimte waarin de hennepkwekerij was gevestigd, die hem € 5000,- hebben gekost. De verhuurder dreigde met kosten van € 25.000,-, wat de betrokkene noopte tot het laten vernietigen van de casco's.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de betrokkene niet onbegrijpelijk had opgevat en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad benadrukte dat indien door of namens de betrokkene gemotiveerd en met specificatie van de desbetreffende posten het verweer is gevoerd dat bepaalde kosten bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dienen te worden afgetrokken, de rechter in zijn uitspraak moet motiveren waarom deze kosten al dan niet in mindering worden gebracht. In dit geval heeft het hof niet gemotiveerd beslist op het verweer van de betrokkene, maar de Hoge Raad vond deze uitleg niet onbegrijpelijk. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de uitspraak van het hof bleef in stand.