ECLI:NL:HR:2006:AV0344

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01664/05 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak betreffende kostenverweer in relatie tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak, die op 7 maart 2006 door de Hoge Raad is behandeld, betreft het een ontnemingszaak waarbij de betrokkene, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof had op 8 april 2005 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, waarbij de betrokkene werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 103.836,- aan de Staat. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat bepaalde kosten, die hij heeft gemaakt in verband met de hennepkwekerij, in mindering zouden moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze kosten betroffen de vernietiging van de casco's van de ruimte waarin de hennepkwekerij was gevestigd, die hem € 5000,- hebben gekost. De verhuurder dreigde met kosten van € 25.000,-, wat de betrokkene noopte tot het laten vernietigen van de casco's.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de betrokkene niet onbegrijpelijk had opgevat en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad benadrukte dat indien door of namens de betrokkene gemotiveerd en met specificatie van de desbetreffende posten het verweer is gevoerd dat bepaalde kosten bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dienen te worden afgetrokken, de rechter in zijn uitspraak moet motiveren waarom deze kosten al dan niet in mindering worden gebracht. In dit geval heeft het hof niet gemotiveerd beslist op het verweer van de betrokkene, maar de Hoge Raad vond deze uitleg niet onbegrijpelijk. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de uitspraak van het hof bleef in stand.

Uitspraak

7 maart 2006
Strafkamer
nr. 01664/05 P
LR/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2005, nummer 22/003983-04, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 9 februari 2004 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag € 103.836,-.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Biemond, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd gemotiveerd te beslissen op het verweer dat de kosten van het opruimen van de ruimte waarin de hennepkwekerij was gevestigd, in mindering dienen te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota van de raadsman houdt ten aanzien van het in het middel bedoelde verweer het volgende in:
"De casco's zijn na de Rechtbank-behandeling alsnog vernietigd. Cliënt heeft dit laten doen; de hal moest leeg en de verhuurder dreigde voor EUR 25.000 aan kosten te gaan maken. Het heeft cliënt EUR 5000 gekost, en alle casco's zijn vernietigd."
4.3. Indien door of namens de betrokkene gemotiveerd en met specificatie van de desbetreffende posten het verweer is gevoerd dat bepaalde kosten bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dienen te worden afgetrokken, zal de rechter in geval van verwerping van dat verweer in zijn uitspraak tot uitdrukking behoren te brengen hetzij dat de gestelde kosten niet kunnen gelden als kosten die in directe relatie staan tot het delict, hetzij dat zij wel als zodanig kunnen gelden maar dat zij - al dan niet gedeeltelijk - voor rekening van de betrokkene dienen te blijven (vgl. HR 30 oktober 2001, NJ 2002, 124).
4.4. Het Hof heeft het hiervoor onder 4.2 weergegevene kennelijk niet opgevat als behelzende een verweer als hiervoor onder 4.3 bedoeld. Die uitleg door het Hof van het namens de betrokkene aangevoerde is niet onbegrijpelijk, zodat het middel faalt.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 maart 2006.