Uitspraak
de gemeente Hattemte
Hattem(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 6 mei 2003, nr. 01/2058, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting die aan de gemeente Hattem is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997. De aanslag bedroeg ƒ 365.109 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. De gemeente heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de gemeente cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij twee middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de gemeente heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal W. de Wit, die op 22 december 2005 tot ongegrondverklaring van het beroep had geconcludeerd.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 1 september 2006 het beroep van de gemeente Hattem ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers, samen met de vice-president D.G. van Vliet en de raadsheren L. Monné, P. Lourens en E.N. Punt, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.