ECLI:NL:HR:2006:AV3053
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verontreinigingsheffing en onredelijke belastingheffing in bestuursrechtelijke context
In deze zaak gaat het om de verontreinigingsheffing die aan belanghebbende, een producent van sauzen, is opgelegd voor de jaren 1996, 1997 en 1998. De aanslagen, die respectievelijk ƒ 64.614, ƒ 50.200 en ƒ 42.000 bedroegen, werden na bezwaar door de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de beroepen gegrond verklaarde en de aanslagen verlaagde tot ƒ 4851,39, ƒ 5211,80 en ƒ 6083,50. Het College van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de aanslagen zijn gebaseerd op de Heffingsverordeningen Kwaliteitsbeheer van het hoogheemraadschap, die de mogelijkheid bieden om de verontreinigingsheffing te baseren op metingen en bemonsteringen of op een tabel van afvalwatercoëfficiënten. Belanghebbende was ingedeeld in tabelpost 35*B, die betrekking heeft op snackbedrijven. De Hoge Raad concludeert dat de indeling van belanghebbende in deze tabelpost niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, en dat de toepassing van deze tabelpost leidt tot onredelijke en willekeurige belastingheffing.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en vermindert de aanslag over het jaar 1998 tot ƒ 41.000 (€ 18.604). De aanslagen over de jaren 1996 en 1997 blijven echter ongewijzigd. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het vaststellen van belastingheffingen en de toepassing van relevante regelgeving.