ECLI:NL:HR:2006:AV4158

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01442/05 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking ex artikel 12 Sv

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door klaagster tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 10 maart 2005. De klaagster, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft het beroep ingesteld via haar advocaat, mr. E.M. Richel uit Rotterdam. De Advocaat-Generaal, Wortel, heeft geconcludeerd dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat volgens artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen specifieke bepaling is die het mogelijk maakt om tegen de onderhavige beschikking cassatie in te stellen, kan de klaagster niet in haar beroep worden ontvangen. De argumenten die in de schriftuur zijn aangevoerd, doen hier niets aan af.

Op 25 april 2006 heeft de Hoge Raad, onder leiding van voorzitter J.P. Balkema en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in raadkamer besloten dat de klaagster niet-ontvankelijk is in haar cassatieberoep. Deze beslissing is openbaar uitgesproken tijdens de terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

25 april 2006
Strafkamer
nr. 01442/05 B
AGJ/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 maart 2005, nummer 04314K10, op een beklag als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. E.M. Richel, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de klaagster niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het cassatieberoep.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Volgens art. 445 Sv staat tegen beschikkingen beroep in cassatie alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. Nu in dat wetboek geen bepaling voorkomt volgens welke tegen een beschikking als de onderhavige beroep in cassatie openstaat, kan de klaagster in het ingestelde beroep niet worden ontvangen. Het in de schriftuur gestelde doet daaraan niet af.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2006.