ECLI:NL:HR:2006:AV6214
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstekvonnis Kantonrechter inzake overtreding APV Rotterdam
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekvonnis van de Kantonrechter in Rotterdam, waarbij de verdachte op 17 september 2004 is veroordeeld tot een geldboete van € 40,- wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Rotterdam. De verdachte heeft op 11 januari 2005 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 20 september 2005 vastgesteld dat de verdachte in feite beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het vonnis van de Kantonrechter. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het hoger beroep moet verstaan als verzet, en dat de stukken naar de Griffier van de Rechtbank moeten worden gezonden zodat de Kantonrechter de zaak op het bestaande verzet kan berechten en afdoen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 mei 2006 geoordeeld dat, gelet op artikel 404, tweede lid aanhef en onder b, in verbinding met artikel 399, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, er verzet openstaat in deze zaak. Dit betekent dat de verdachte geen cassatie kan instellen, zoals bepaald in artikel 78, vijfde lid van de Reglement op de Rechtspraak. De Hoge Raad heeft daarom besloten dat de stukken van het geding naar de Griffier van de Rechtbank te Rotterdam moeten worden gezonden, zodat de Kantonrechter de zaak op het bestaande verzet kan berechten en afdoen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.