ECLI:NL:HR:2006:AV6214

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03034/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verstekvonnis Kantonrechter inzake overtreding APV Rotterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekvonnis van de Kantonrechter in Rotterdam, waarbij de verdachte op 17 september 2004 is veroordeeld tot een geldboete van € 40,- wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Rotterdam. De verdachte heeft op 11 januari 2005 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 20 september 2005 vastgesteld dat de verdachte in feite beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het vonnis van de Kantonrechter. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het hoger beroep moet verstaan als verzet, en dat de stukken naar de Griffier van de Rechtbank moeten worden gezonden zodat de Kantonrechter de zaak op het bestaande verzet kan berechten en afdoen.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 mei 2006 geoordeeld dat, gelet op artikel 404, tweede lid aanhef en onder b, in verbinding met artikel 399, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, er verzet openstaat in deze zaak. Dit betekent dat de verdachte geen cassatie kan instellen, zoals bepaald in artikel 78, vijfde lid van de Reglement op de Rechtspraak. De Hoge Raad heeft daarom besloten dat de stukken van het geding naar de Griffier van de Rechtbank te Rotterdam moeten worden gezonden, zodat de Kantonrechter de zaak op het bestaande verzet kan berechten en afdoen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

9 mei 2006
Strafkamer
nr. 03034/05
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam, van 17 september 2004, nummer 10/436309-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van overtreding van art. 2.4.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 40,-, subsidiair één dag hechtenis.
2. Het cassatieberoep
De verdachte heeft op 11 januari 2005 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Kantonrechter. Bij arrest van 20 september 2005 heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage verstaan dat de verdachte tegen dat vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het ingestelde hoger beroep zal verstaan als verzet en de stukken zal doen toekomen aan de Griffier van de Rechtbank opdat de Rechtbank de zaak op het bestaande verzet zal kunnen berechten en afdoen.
3. Het openstaande rechtsmiddel
Gelet op art. 404, tweede lid aanhef en onder b, in verbinding met art. 399, derde lid, Sv staat in de onderhavige zaak verzet open. Ingevolge art. 78, vijfde lid, RO kan door de verdachte derhalve geen beroep in cassatie worden ingesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad bepaalt dat de stukken van het geding zullen worden gezonden naar de Griffier van de Rechtbank te Rotterdam, opdat de Kantonrechter in die Rechtbank de zaak op het bestaande verzet zal berechten en afdoen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 9 mei 2006.