ECLI:NL:HR:2006:AW2207
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Verliesverrekening en aanwezigheid onderneming bij obligatielening in Peruaanse Inti’s
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X Holding B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het boekjaar 1997/1998 werd gehandhaafd. De belanghebbende, X Holding B.V., had bezwaar gemaakt tegen de aanslag van ƒ 12.122.331, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. De belanghebbende stelde cassatie in en de Hoge Raad heeft op 8 december 2006 uitspraak gedaan.
De Hoge Raad oordeelde dat de activiteiten van A B.V., die een obligatielening had uitgegeven in Peruaanse Inti's, niet als het drijven van een onderneming konden worden aangemerkt voor de toepassing van artikel 20, lid 5, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het Hof had ten onrechte aangenomen dat de activiteiten van A B.V. boven normaal vermogensbeheer uitstegen, zonder de juiste maatstaf te hanteren. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de kosten van het geding in cassatie aan de belanghebbende vergoedt, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste beoordeling van wat als onderneming wordt aangemerkt in het kader van de vennootschapsbelasting, en dat de Hoge Raad aansluiting zoekt bij het ondernemingsbegrip van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.