ECLI:NL:HR:2006:AX1092

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40453
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over liquidatie-uitkering van emigrerende vennootschap en aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, X1, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 3.727.427. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en stelde tevens incidenteel beroep in cassatie in. De Hoge Raad heeft de conclusies van de Advocaat-Generaal, C.W.M. van Ballegooijen, in overweging genomen, die op 31 augustus 2004 concludeerde tot gegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie moet worden veroordeeld, en heeft het griffierecht van € 87 aan belanghebbende toegewezen. De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1369. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten met betrekking tot het incidentele cassatieberoep. De zaak is van belang voor de beoordeling van liquidatie-uitkeringen van emigrerende vennootschappen en de bijbehorende belastingaanslagen.

Uitspraak

Nr. 40.453
12 mei 2006
EC
gewezen op het beroep in cassatie van X1 te Z (België) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2003, nr. 01/03322 betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 3.727.427, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend en in het incidentele beroep een conclusie van dupliek.
De Staatssecretaris heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en in het incidentele beroep een conclusie van repliek.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 31 augustus 2004 geconcludeerd tot gegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
Zowel de door belanghebbende als de door de Staatssecretaris aangevoerde middelen slagen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de aanverwante zaak met nummer 40452 uitgesproken arrest van de Hoge Raad.
4. Proceskosten
Wat betreft het principale beroep zal de Staatssecretaris van Financiën worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 40452 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart zowel het principale beroep als het incidentele beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 2737, derhalve € 1369, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2006.