ECLI:NL:HR:2006:AX1648

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/065HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid tot schadevergoeding in huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Danka Nederland B.V. (hierna: Danka) en Levend Water Beheer B.V. (hierna: LWB) over de aansprakelijkheid tot schadevergoeding wegens het niet nakomen van de aanbiedingsplicht in de huurovereenkomst. Danka heeft LWB gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en vorderde een schadevergoeding van ƒ 1.668.000,--, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering van Danka bij eindvonnis van 3 juli 2002 afgewezen, waarna Danka hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft Danka in een tussenarrest van 20 januari 2004 tot bewijslevering toegelaten, maar heeft in het eindarrest van 5 oktober 2004 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. Danka heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze arresten van het hof, terwijl LWB voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft op 9 juni 2006 het principale cassatieberoep van Danka verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het principale cassatieberoep, omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering behoefden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel in het principale beroep faalt, waardoor het voorwaardelijk incidenteel beroep niet aan de orde komt.

Uitspraak

9 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/065HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DANKA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Gouda,
EISERES tot cassatie, voorwaardelijk
incidenteel verweerster,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
LEVEND WATER BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk
incidenteel eiseres,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Danka Infotec B.V., de rechtsvoorgangster van thans eiseres tot cassatie - verder te noemen: Danka - heeft bij exploot van 31 december 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: LWB - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, LWB te veroordelen om aan Danka te betalen een bedrag van ƒ 1.668.000,--, vermeerderd met de vertragingsrente berekend vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de kosten van rechtsbijstand volgens het NOA-tarief zijnde een bedrag van ƒ 54.200,-- met veroordeling van LWB in de kosten van deze procedure.
LWB heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 28 januari 2000 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen omtrent een voorgestelde deskundigenonderzoek en bij tussenvonnis van 27 oktober 2000 een deskundigenbericht bevolen, drie deskundigen benoemd en een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht en pleidooi heeft de rechtbank bij eindvonnis van 3 juli 2002 de vordering van Danka afgewezen en haar in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Tegen de drie voormelde vonnissen heeft Danka hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Daarbij heeft zij gevorderd voormelde drie vonnissen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, LWB te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de schending van het recht op grond van artikel 16 uit de huurovereenkomst, zonodig op basis van de door het hof te geven aanwijzingen, nader te berekenen door de bij vonnis van 27 oktober 2000 benoemde deskundigen, met veroordeling van LWB in de kosten van de procedures in beide instanties.
Bij tussenarrest van 20 januari 2004 heeft het hof Danka tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft het hof bij eindarrest van 5 oktober 2004 de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd en Danka in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Danka beroep in cassatie ingesteld. LWB heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het middel in het voorwaardelijk incidenteel beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Danka in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van LWB begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juni 2006.