ECLI:NL:HR:2006:AX6278

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02364/05 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Psychische overmacht in strafzaken: beoordeling en vernietiging van de uitspraak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren op een eiland in de Nederlandse Antillen, was gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao ten tijde van de aanzegging. Hij was veroordeeld voor onder andere medeplegen van verkrachting en diefstal met geweld. De verdachte stelde dat hij onder psychische druk van een mededader had gehandeld, die hem bedreigde met een vuurwapen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd om een gemotiveerde beslissing te geven over het beroep op psychische overmacht, zoals vereist door de artikelen 401 en 402 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (SvNA). De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere veroordelingen in stand blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van psychische overmacht in strafzaken en de noodzaak voor rechters om expliciet te motiveren waarom een beroep op dergelijke omstandigheden al dan niet wordt gehonoreerd.

Uitspraak

5 september 2006
Strafkamer
nr. 02364/05 A
IV/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 23 juni 2005, nummer H-83/05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [eiland] op [geboortedatum] 1987, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 11 maart 2005 - de verdachte ter zake van 1. "medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken", 2. "medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd" en 3. "medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd" veroordeeld tot tien jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Bewezenverklaring.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard:
"dat hij op 9 maart 2004, op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededader hun penis in de vagina van [slachtoffer] gestopt en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of zijn mededader [slachtoffer] de slaapkamer heeft/hebben binnengetrokken en een vuurwapen tegen de rug van [slachtoffer] gedrukt heeft/hebben gehouden en [slachtoffer] op bed heeft/hebben gegooid en heeft/hebben toegevoegd de bedreigende woorden "Indien je niet doet wat er gezegd wordt, dan zal je zien wat er gaat gebeuren"."
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beoordeling van het eerste middel
5.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een beroep op psychische overmacht.
5.2.1.Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof heeft de verdachte aldaar onder meer verklaard:
"Ik heb het meisje gepenetreerd in die woning. U vraagt mij waarom ik dat gedaan heb. Ik deed het omdat dat mij gezegd werd door [mededader]. Hij heeft mij bedreigd met een pistool. Hij heeft het als eerste gedaan (...). Daarna heeft hij mij onder bedreiging gedwongen het ook te doen. Als ik het niet zou doen zou hij op mij schieten. [Mededader] was in het bezit van een vuurwapen. (...) Hij heeft mij bedreigd toen. Ik zei dat hij niet goed bij zijn hoofd was. Ik ben niet weggelopen, omdat ik niet wist wat hij zou doen."
5.2.2. De raadsman heeft onder meer aangevoerd:
"Hij (de verdachte) verklaart zowel bij de r.c. als bij de politie dat hij wel betrokken was bij de atrako, gepleegd op 9 maart 2004, waarbij ook een meisje werd verkracht. Echter werd hij daartoe gedwongen door de medeverdachte om dat meisje te verkrachten."
5.3. Het aldus aangevoerde kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een beroep op psychische overmacht, waarop het Hof ingevolge art. 401, derde lid in verbinding met art. 402, tweede en zevende lid, SvNA op straffe van nietigheid in zijn vonnis een gemotiveerde beslissing had behoren te geven. Een zodanige beslissing houdt het bestreden vonnis evenwel niet in. Weliswaar heeft het Hof onder het hoofd "De strafbaarheid van de verdachte" overwogen dat de verdachte strafbaar is "nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten", maar die algemene formulering omtrent de afwezigheid van strafuitsluitingsgronden kan niet als een uitdrukkelijke beslissing op het beroep op psychische overmacht gelden.
5.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
6. Slotsom
Het voorgaande brengt mee dat, nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend met betrekking tot de beslissing ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde en gekwalificeerde feit en de strafoplegging;
Verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is vastgesteld in raadkamer van 29 augustus 2006 door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2006.