ECLI:NL:HR:2006:AX9183

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02041/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en gebrek aan onderbouwing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat door de verdachte was ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling. Het cassatieberoep was ingesteld op 18 februari 2005, maar de Hoge Raad oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na betekening van de uitspraak was ingesteld. De verdachte had als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerd dat hij psychiatrisch patiënt was, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze omstandigheid zonder nadere onderbouwing niet voldoende was om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk was, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken en de verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

Uitspraak

10 oktober 2006
Strafkamer
nr. 02041/05
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 september 2004, nummer 22/005331-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 11 september 2003, waarbij de verdachte ter zake van "poging tot zware mishandeling" is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Na de terechtzitting waarop de conclusie is genomen, is bij de Hoge Raad ingekomen een schrijven van de raadsman van de verdachte, mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 18 februari 2005, zodat de verdachte - nu hem op de voet van art. 366 in verbinding met art. 415 Sv op 2 februari 2005 in persoon de mededeling van 's Hofs uitspraak is betekend en het beroep niet binnen veertien dagen na betekening van deze mededeling is ingesteld - in het beroep niet kan worden ontvangen.
De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat de verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing, die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR 6 januari 2004, NJ 2004, 181).
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 10 oktober 2006.