ECLI:NL:HR:2006:AX9214
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs en aanhouding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor schuldheling van twee fietsen. Het hof had de verwerping van het verweer dat het bewijs met betrekking tot feit 3 onrechtmatig was verkregen, onvoldoende gemotiveerd. De verdachte had in de periode van 4 januari 2002 tot en met 7 mei 2003 een damesfiets en in de periode van 19 mei 2003 tot en met 6 juni 2003 een herenfiets voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze fietsen door misdrijf verkregen waren.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft de beslissingen over feit 3 en de straftoemeting, met terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de raadsman ten onrechte had verworpen op basis van omstandigheden die betrekking hadden op een andere aanhouding. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de verwerping van verweren omtrent de rechtmatigheid van bewijs en aanhoudingen. De Hoge Raad bevestigde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was, maar dat de motivering van het hof tekort schoot. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar de rechtmatigheid van bewijs en aanhoudingen ter discussie staat.