ECLI:NL:HR:2006:AX9395

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/129HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat wegens niet tijdig instellen van hoger beroep

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een advocaat en zijn voormalige cliënten over de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat. De cliënten, aangeduid als [eiser] c.s., hebben de advocaat, [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. Zij vorderden een schadevergoeding van € 66.262,15, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de advocaat niet tijdig hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis waarbij zij tot schadevergoeding aan een derde waren veroordeeld. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 december 2002 de advocaat bewijs opgedragen. Na getuigenverhoren heeft de rechtbank op 1 oktober 2003 de vorderingen van de cliënten ontzegd en hen veroordeeld in de kosten van de procedure.

Tegen dit eindvonnis hebben de cliënten hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 18 januari 2005 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd en de cliënten in de kosten van het principaal appel veroordeeld. De cliënten hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De advocaat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de cliënten veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

30 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/129HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 11 april 2002 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 66.262,15, vermeerderd met de wettelijke rente over € 63.262,15 vanaf 3 juni 1997 tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede hem te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 december 2002 [verweerder] bewijs opgedragen.
Na op 19 maart 2003 en 11 juni 2003 gehouden getuigenverhoren heeft de rechtbank bij eindvonnis van 1 oktober 2003 aan [eiser] c.s. hun vorderingen ontzegd en hen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Tegen het eindvonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 18 januari 2005 heeft het hof in het principaal appel het eindvonnis van de rechtbank te Arnhem bekrachtigd en [eiser] c.s. tezamen in de kosten van het principaal appel veroordeeld. In het voorwaardelijk incidenteel appel heeft het hof verstaan dat dit geen behandeling behoeft.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 juni 2006.