ECLI:NL:HR:2006:AX9704
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de afwikkeling van hun huwelijk op basis van huwelijkse voorwaarden die een algehele uitsluiting van de overwaarde van de aan de vrouw toebehorende woning inhielden. De vrouw had op 7 november 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Almelo om de echtscheiding uit te spreken. De man, die als verzoeker tot cassatie optrad, had in zijn verweerschrift tevens een zelfstandig verzoek ingediend, waarin hij vroeg om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van € 1.000 per maand en om de verdeling of verrekening van de vorderingen tussen partijen, waarbij hij stelde dat de vrouw 50% van de overwaarde van de echtelijke woning aan hem moest betalen.
De rechtbank heeft op 4 juni 2003 de echtscheiding uitgesproken, maar het verzoek van de man om een bijdrage in zijn levensonderhoud afgewezen. Bij eindbeschikking op 19 november 2003 heeft de rechtbank bepaald dat de huwelijkse voorwaarden zijn afgewikkeld en dat de vrouw niets meer aan de man verschuldigd was. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 22 juni 2004 de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigde.
Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, omdat deze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 6 oktober 2006 verworpen, waarbij de beschikking openbaar werd uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.