ECLI:NL:HR:2006:AX9704

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R04/107HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de afwikkeling van hun huwelijk op basis van huwelijkse voorwaarden die een algehele uitsluiting van de overwaarde van de aan de vrouw toebehorende woning inhielden. De vrouw had op 7 november 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Almelo om de echtscheiding uit te spreken. De man, die als verzoeker tot cassatie optrad, had in zijn verweerschrift tevens een zelfstandig verzoek ingediend, waarin hij vroeg om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van € 1.000 per maand en om de verdeling of verrekening van de vorderingen tussen partijen, waarbij hij stelde dat de vrouw 50% van de overwaarde van de echtelijke woning aan hem moest betalen.

De rechtbank heeft op 4 juni 2003 de echtscheiding uitgesproken, maar het verzoek van de man om een bijdrage in zijn levensonderhoud afgewezen. Bij eindbeschikking op 19 november 2003 heeft de rechtbank bepaald dat de huwelijkse voorwaarden zijn afgewikkeld en dat de vrouw niets meer aan de man verschuldigd was. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 22 juni 2004 de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigde.

Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, omdat deze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 6 oktober 2006 verworpen, waarbij de beschikking openbaar werd uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

6 oktober 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/107HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 november 2002 ter griffie van de rechtbank te Almelo ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken.
De man heeft bij verweerschrift tevens zelfstandig verzoek geconcludeerd tot referte van het uitspreken van de echtscheiding, verzocht de vrouw te veroordelen hem een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van een bedrag van € 1.000,-- per maand te betalen en tevens verzocht - voorzover in cassatie van belang - partijen te veroordelen over te gaan tot verdeling dan wel verrekening van de tussen partijen bestaande vorderingen, met dien verstande dat de vrouw 50% van de overwaarde van de aan haar toebehorende echtelijke woning dient te betalen.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 4 juni 2003 onder meer echtscheiding tussen partijen uitgesproken, het verzoek van de man met betrekking tot een bijdrage in zijn levensonderhoud afgewezen en de man toegelaten tot bewijs.
De rechtbank heeft bij eindbeschikking van 19 november 2003 - voorzover in cassatie van belang - verstaan dat de huwelijkse voorwaarden zijn afgewikkeld, bepaald dat de vrouw uit dien hoofde niets meer aan de man is verschuldigd, het meer of anders verzochte afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 22 juni 2004 heeft het hof de beschikkingen van de rechtbank te Almelo van 4 juni 2003 en 19 november 2003 bekrachtigd, de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.