ECLI:NL:HR:2006:AY6001
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Reikwijdte navorderingsbevoegdheid op grond van artikel 52 Successiewet 1956
In deze zaak gaat het om de reikwijdte van de navorderingsbevoegdheid op basis van artikel 52 van de Successiewet 1956. De belanghebbende, een irrevocable Cayman trust, ontving een navorderingsaanslag in het recht van schenking naar aanleiding van een schenking van vijf miljoen gulden door de schenker, die sinds 1988 niet meer in Nederland woonde. De Inspecteur had eerder aanslagen opgelegd aan de echtgenote en kinderen van de schenker, maar deze werden vernietigd door het gerechtshof. De belanghebbende ging in beroep tegen de navorderingsaanslag, die door het Hof werd vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat artikel 52, lid 1, van de Wet niet alleen navordering toestaat bij te lage aanslagen, maar ook in gevallen waarin een aanslag ten onrechte is achterwege gebleven. Dit betekent dat de Inspecteur in bepaalde gevallen een navorderingsaanslag kan opleggen, zelfs zonder dat er sprake is van een nieuw feit. De Hoge Raad stelt echter vast dat in dit geval geen relatie bestaat tussen de verkrijgingen van de belanghebbende en die van de echtgenote en kinderen van de schenker. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de navorderingsaanslag niet kan worden gehandhaafd, omdat deze niet is opgelegd binnen de wettelijke termijn van drie jaar.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest verduidelijkt de voorwaarden waaronder navorderingsaanslagen kunnen worden opgelegd en benadrukt de noodzaak van een relatie tussen de verschillende verkrijgingen in dergelijke gevallen.