ECLI:NL:HR:2006:AY7206
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en bindingspremie bij Koninklijke Luchtmacht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 april 2004, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 368.271, waarvan ƒ 113.274 belast was tegen een tarief van 45 procent. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bindingspremie, die hij ontving van de Koninklijke Luchtmacht, een ander doel diende dan het bevorderen van zijn voortzetting van de dienstbetrekking. De Hoge Raad oordeelt dat de bindingspremie niet kan worden aangemerkt als genoten ter zake van het nalaten van werkzaamheden in de zin van artikel 31, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit oordeel is feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk, waardoor het in cassatie niet kan worden bestreden.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de overige middelen van belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest werd uitgesproken op 1 september 2006 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.