ECLI:NL:HR:2006:AY7768
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake overtreding van de Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Het Hof had de verdachte, na vernietiging van een eerder vonnis van de Rechtbank te Maastricht, veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd euro, subsidiair twaalf dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2005 blijkt dat het Hof voornemens was om nader onderzoek te doen naar de naleving van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Echter, uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2005 en het bestreden arrest blijkt niet dat dit nader onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dit gebrek in de procedure heeft geleid tot de vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de naleving van de procesregels, in het bijzonder artikel 51 Sv, en de noodzaak voor de rechter om zich ervan te vergewissen dat deze regels zijn nageleefd voordat een uitspraak wordt gedaan. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor de lagere rechters over de zorgvuldigheid die vereist is in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de rechten van de verdediging.