ECLI:NL:HR:2006:AZ0634
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terbeschikkingstelling en de actualiteitsvereisten van gedragskundige rapporten in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Holland Noord', was veroordeeld voor 'medeplegen van moord' en 'handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie'. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd en daarnaast ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn raadsman, mr. G. Spong, een middel van cassatie heeft voorgesteld.
De kern van het cassatiemiddel betrof de motivering van de maatregel van terbeschikkingstelling. De verdediging stelde dat het Hof niet het rapport van psycholoog R.A. Sterk had mogen gebruiken, omdat dit rapport eerder dan een jaar voor de terechtzitting was gedagtekend, wat in strijd zou zijn met artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde echter dat het rapport van Sterk, hoewel gedateerd, behoort tot de overige adviezen en rapporten zoals bedoeld in artikel 37a, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De opvatting dat dit rapport niet in aanmerking genomen mocht worden, vond geen steun in het recht.
De Hoge Raad concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van gedragskundige rapporten in het kader van terbeschikkingstelling en de eisen die daaraan gesteld worden.