ECLI:NL:HR:2006:AZ1152

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01312/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens diefstal na nieuwe verklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, die in 1999 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar voor diefstal, verzocht om herziening op basis van nieuwe bewijsstukken. De aanvrage was ingediend door mr. S. Weening, advocaat te Maastricht, namens de aanvrager die ten tijde van de aanvraag gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard.

De Hoge Raad overwoog dat voor herziening slechts nieuwe omstandigheden in aanmerking komen die niet eerder bekend waren en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager stelde dat het Hof niet op de hoogte was van een verklaring van een getuige, afgelegd voor een notaris, waarin deze zijn eerdere belastende verklaringen introk. De Hoge Raad oordeelde echter dat de inhoud van deze verklaring niet nieuw was, aangezien deze overeenkwam met eerdere verklaringen die tijdens de rechtszitting waren afgelegd.

Gelet op deze overwegingen concludeerde de Hoge Raad dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van bewijs tijdens het oorspronkelijke proces en de strikte voorwaarden waaronder herziening kan plaatsvinden.

Uitspraak

12 september 2006
Strafkamer
nr. 01312/06 H
MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2000, nummer 20/003038-99, ingediend door mr. S. Weening, advocaat te Maastricht, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van het indienen van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 8 december 1999 - de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek van de zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid indien het Hof kennis had gedragen van de inhoud van de thans overgelegde ten overstaan van een notaris op 19 april 2004 afgelegde verklaring van [betrokkene 1], waarin hij terugkomt op eerder bij de politie afgelegde, voor de aanvrager belastende verklaringen.
3.3. Van de inhoud van die bij de notaris afgelegde verklaring kan niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was nu die inhoud overeenkomt met hetgeen [betrokkene 1] blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2000 aldaar heeft verklaard. Reeds daarom is geen sprake van een omstandigheid als hiervoor onder 3.1 genoemd.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 12 september 2006.