ECLI:NL:HR:2006:AZ1690
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake diefstal door verenigde personen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 september 2005 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De Hoge Raad heeft de zaak eerder verwezen naar het Hof na een eerdere uitspraak op 19 april 2005. Het Hof heeft de verdachte, die in deze zaak zonder bekende woon- of verblijfplaats was, veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de klacht van de verdachte dat het Hof in strijd met artikel 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft nagelaten de vordering van de Advocaat-Generaal in de strafmotivering van het arrest te vermelden. De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 415 Sv de bepalingen van artikel 359 Sv ook van toepassing zijn in hoger beroep. Het Hof heeft in zijn arrest onder het kopje 'Onderzoek van de zaak' aangegeven dat het kennis heeft genomen van de vordering van de Advocaat-Generaal en dat deze vordering als bijlage II aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad concludeert dat het bestreden arrest daarmee voldoet aan de vereisten van artikel 359, eerste lid, Sv.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is uitgesproken op 19 december 2006 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.