ECLI:NL:HR:2006:AZ1690

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03113/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake diefstal door verenigde personen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 september 2005 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De Hoge Raad heeft de zaak eerder verwezen naar het Hof na een eerdere uitspraak op 19 april 2005. Het Hof heeft de verdachte, die in deze zaak zonder bekende woon- of verblijfplaats was, veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer. De Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de klacht van de verdachte dat het Hof in strijd met artikel 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft nagelaten de vordering van de Advocaat-Generaal in de strafmotivering van het arrest te vermelden. De Hoge Raad oordeelt dat ingevolge artikel 415 Sv de bepalingen van artikel 359 Sv ook van toepassing zijn in hoger beroep. Het Hof heeft in zijn arrest onder het kopje 'Onderzoek van de zaak' aangegeven dat het kennis heeft genomen van de vordering van de Advocaat-Generaal en dat deze vordering als bijlage II aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad concludeert dat het bestreden arrest daarmee voldoet aan de vereisten van artikel 359, eerste lid, Sv.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is uitgesproken op 19 december 2006 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

19 december 2006
Strafkamer
nr. 03113/05
DV/CAW
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 september 2005, nummer 21/002519-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ter lande.
1. De bestreden uitspraak
Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 19 april 2005, heeft het Hof in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 21 januari 2003 - de verdachte ter zake van 1. en 3. "diefstal door 2 of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, eerste lid, Sv heeft nagelaten de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof in de strafmotivering van het arrest te vermelden.
3.2. Ingevolge het eerste lid, in verbinding met het achtste lid, van art. 359 Sv - welke bepalingen krachtens art. 415 Sv op het rechtsgeding voor het gerechtshof van overeenkomstige toepassing zijn - dient het arrest op straffe van nietigheid de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof te bevatten.
3.3. Het bestreden arrest houdt onder het kopje 'Onderzoek van de zaak' in dat het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof en dat voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar bijlage II, terwijl de vordering van de Advocaat-Generaal als bijlage II aan het arrest is gehecht. Aldus bevat het bestreden arrest de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof als bedoeld in art. 359, eerste lid, Sv.
3.4. Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat art. 359, eerste lid, Sv (tevens) voorschrijft dat de vordering van het openbaar ministerie in de strafmotivering wordt vermeld. Die opvatting is onjuist; zij vindt geen steun in het recht. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 19 december 2006.