ECLI:NL:HR:2006:AZ1807
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een strafrechtelijke veroordeling. De aanvraagster, geboren in 1977 en verblijvende in de psychiatrische inrichting 'De Grote Beek' te Eindhoven, had eerder een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd gekregen voor het opzettelijk stichten van brand, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen was te duchten. Deze veroordeling was bevestigd door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch in hoger beroep, met uitzondering van de bewijsvoering. De aanvraagster heeft een herzieningsverzoek ingediend, dat aan het arrest van de Hoge Raad is gehecht.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de herzieningsaanvraag verwezen naar een eerdere afwijzing van een herzieningsverzoek op 30 mei 2006. De Hoge Raad oordeelt dat de gronden die in de huidige aanvraag zijn aangevoerd, niet voldoen aan de eisen die gesteld worden voor een herziening op basis van nieuwe omstandigheden. De Hoge Raad concludeert dat de aanvraagster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de aangevoerde gronden niet als een ernstig vermoeden kunnen worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 31 oktober 2006 door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.