ECLI:NL:HR:2006:AZ2722

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/287HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris in een geschil over de rechtsgeldigheid van een opzegging van een pachtovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de verpachter van bouwgrond en de transporterend notaris over de aansprakelijkheid van de notaris voor het terugbetalen van een gedeelte van de koopprijs aan de gemeente. De verpachter had de pachtovereenkomst opgezegd en een deel van de grond aan de gemeente verkocht. De vraag was of de grond onverpacht was geleverd voordat er een uitspraak was gedaan over de rechtsgeldigheid van de opzegging. De eiser, die de notaris aansprakelijk stelde, had in eerste instantie de rechtbank te Alkmaar ingeschakeld. De rechtbank had de vordering tegen de notaris afgewezen, waarna de eiser in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarop de eiser cassatie instelde bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/287HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 22 januari 2002 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - en de Gemeente Heerhugowaard - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd [verweerder] en de Gemeente hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 45.191,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van depotstelling tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] en de Gemeente hebben, ieder voor zich, de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 26 september 2002, heeft de rechtbank bij vonnis van 8 oktober 2003
(i) de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte waarbij [eiser] verklaart of hij via het entameren van een procedure bij de pachtkamer van de rechtbank een verklaring voor recht wenst te verkrijgen,
(ii) iedere verdere beslissing met betrekking tot de vordering jegens de Gemeente aangehouden,
(iii) de vordering jegens [verweerder] afgewezen.
Tegen het vonnis van 8 oktober 2003, voorzover gewezen tussen hem en [verweerder], heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 7 juli 2005 heeft het hof, in het principale beroep, het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.426,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 december 2006.