ECLI:NL:HR:2006:AZ3357
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- J.W. van den Berge
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over wijziging van de verdeling van investeringsaftrek in man-vrouwfirma na onherroepelijke aanslag
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een vennootschap onder firma met haar echtgenoot, is opgelegd voor het jaar 2000. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 33.040, maar na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof de aanslag verminderd tot ƒ 37.008 en belanghebbende ingedeeld in tariefgroep 3. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat een wijziging van de verdeling van de investeringsaftrek tussen twee firmanten niet meer mogelijk is als de aanslag van een van de firmanten over het desbetreffende jaar onherroepelijk vaststaat. In dit geval stond de aanslag van de echtgenoot van belanghebbende onherroepelijk vast ten tijde van de verklaring van belanghebbende ter zitting van het Hof. Dit betekent dat de wijziging van de verdeling van de investeringsaftrek niet meer kon plaatsvinden. De Hoge Raad concludeert dat het middel van de Staatssecretaris terecht is voorgesteld en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, samen met de vice-president J.W. van den Berge en de raadsheren P.J. van Amersfoort, P. Lourens en C.B. Bavinck, en is openbaar uitgesproken op 1 december 2006.