ECLI:NL:HR:2007:AU6474
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Rendementsgrondslag en spontane storting in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 702.606. Na bezwaar werd de aanslag ambtshalve verminderd tot € 692.046, maar de belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de aanslag zoals deze na de vermindering was vastgesteld. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de spontane storting van € 450.000, die door de belanghebbende op 24 december 2001 was gedaan, moet worden meegenomen in de berekening van de rendementsgrondslag. De Hoge Raad verwijst naar de parlementaire geschiedenis van de Wet IB 2001, waaruit blijkt dat de wetgever de administratieve lasten voor zowel burgers als de belastingdienst wilde verlichten. De Hoge Raad concludeert dat de spontane storting gelijkgesteld moet worden aan een depotstorting, omdat deze storting niet kan worden gezien als een delging van een materiële belastingschuld.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 maart 2007.