ECLI:NL:HR:2007:AX7228
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Belastingverdrag Nederland-Brazilië en Italië: Verrekening van bronheffing en tax sparing credit
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996 werd behandeld. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 33.570.263, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 5.109.539. Na bezwaar van belanghebbende werd de aanslag verminderd, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende een onderneming drijft met een vaste inrichting in België, en dat deze inrichting vorderingen heeft op groepsmaatschappijen in Brazilië en Italië. In 1996 ontving belanghebbende rente uit deze landen, waarbij in Italië bronbelasting werd ingehouden. De Hoge Raad oordeelde dat Nederland op basis van het belastingverdrag met Brazilië een 'tax sparing credit' moet verlenen, maar dat er geen ruimte is voor verrekening van de Italiaanse bronheffing en de Braziliaanse fictieve bronheffing in Nederland, omdat het resultaat van de vaste inrichting in Nederland vrijgesteld is van belasting.
Het Hof had geoordeeld dat de rente begrepen is in het resultaat van de vaste inrichting en dat de bronheffing aan dit resultaat toegerekend dient te worden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.