ECLI:NL:HR:2007:AY9435
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over recht van overgang en economische eigendomsoverdracht na overlijden
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in het recht van overgang die aan belanghebbende is opgelegd na het overlijden van zijn vader, de erflater. De erflater had in 1993 onroerende zaken aan belanghebbende verkocht, waarbij de economische eigendom onmiddellijk werd overgedragen. Na het overlijden van de erflater in 1995, werd een aanslag van ƒ 100.959 opgelegd, die door de Inspecteur werd gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, waarbij de aanslag werd vastgesteld op nihil.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het principale beroep ongegrond was. De Hoge Raad benadrukte dat het recht op levering uit hoofde van het legaat niet automatisch ontstond bij het overlijden van de erflater, maar pas na afstand van het recht op levering uit de koop. Dit betekende dat er op geen enkel moment twee rechten op levering naast elkaar konden bestaan. De Hoge Raad bevestigde dat de waarde van de gelegateerde onroerende zaken niet leidde tot een belastbare verkrijging voor het recht van successie, omdat de verplichting tot afstand van het recht op levering van invloed was op de belastingheffing.
De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het incidentele beroep van belanghebbende werd niet behandeld, omdat het niet strekte tot een gunstiger resultaat dan reeds was bereikt in de uitspraak van het Hof.