Uitspraak
Uitspraak wordt niet gepubliceerd.
ECLI:NL:HR:2007:AZ0389
Hoge Raad
- Cassatie
- Hoge Raad der Nederlanden
- Rechtspraak.nl
AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Herinrichting en heffing van baatbelasting in Breda
In deze zaak, die betrekking heeft op de heffing van baatbelasting, heeft de Hoge Raad op 4 mei 2007 uitspraak gedaan. De gemeente Breda startte in 1994 met de herinrichting van haar binnenstad, waarbij een groot deel van de kosten door middel van baatbelasting werd verhaald. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslag en was in beroep gegaan bij het Hof 's-Hertogenbosch, maar kreeg geen gelijk. De Hoge Raad heeft deze uitspraak echter gecasseerd en de zaak verwezen naar het Hof 's-Gravenhage.
Het Hof 's-Gravenhage oordeelde dat de herinrichting van de binnenstad niet heeft geleid tot een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de oude situatie. Dit oordeel was van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de herinrichting kan worden aangemerkt als een voorziening, mits het geheel van de voorzieningen wezenlijk is veranderd. Dit houdt in dat er een wijziging moet zijn in inrichting, aard of omvang ten opzichte van de oorspronkelijke toestand.
De conclusie van de Hoge Raad was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. In de bijlage bij de conclusie is een model uitgewerkt dat antwoord geeft op de vraag hoe de heffing van baatbelasting verloopt in het geval van herinrichting. Het Hof heeft het toetsingskader van het verwijzingsarrest niet miskend, en de beoordeling van de feiten door het Hof is niet onbegrijpelijk. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop herinrichtingen en de bijbehorende heffingen van baatbelasting worden beoordeeld.