ECLI:NL:HR:2007:AZ2527
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de lezing van getuigenverklaringen in een mishandelingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1974 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was veroordeeld voor mishandeling van zijn neef, het slachtoffer. De mishandeling vond plaats op 14 juni 2004 in Breda, waar de verdachte het slachtoffer met een geschoeide voet tegen de rechterarm schopte, wat letsel en pijn veroorzaakte. De getuigenverklaringen, waaronder die van het slachtoffer en een andere getuige, werden door het Hof in hoger beroep als bewijs gebruikt. De verdachte stelde dat hij niet had geraakt, omdat het slachtoffer wegdook op het moment van de trap.
De Hoge Raad beoordeelde of het Hof de getuigenverklaringen correct had geïnterpreteerd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring van getuige [getuige 2] op een niet onbegrijpelijke manier had gelezen, waarbij de getuige aangaf dat hij niet zeker wist of de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk in het gezicht had geraakt. De Hoge Raad concludeerde dat de lezing van het Hof niet in strijd was met de feiten en dat de klacht van de verdachte faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak.
De uitspraak bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van tweehonderd euro, met een betalingsverplichting aan de benadeelde partij. De zaak benadrukt het belang van de interpretatie van getuigenverklaringen in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid.