ECLI:NL:HR:2007:AZ3320

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03398/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van de appeldagvaarding en de rechtsgeldigheid daarvan in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die ten tijde van de betekening geen bekende woon- of verblijfplaats had. De verdachte was eerder vrijgesproken van verkrachting en veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf voor andere feiten. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend. De Hoge Raad stelt vast dat er onvoldoende is aangetoond dat de dagvaarding op het opgegeven adres is uitgereikt, en dat het oordeel van het Hof dat het adres als achterhaald moest worden beschouwd niet begrijpelijk is. De enkele omstandigheid dat de verdachte sinds augustus 2004 geen woon- of verblijfplaats had, sluit niet uit dat het adres in de appelakte nog steeds relevant was voor de betekening van gerechtelijke mededelingen. Om doelmatigheidsredenen verklaart de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig, waardoor de bestreden uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.

Uitspraak

16 januari 2007
Strafkamer
nr. 03398/05
km/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 augustus 2005, nummer 24/002050-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 23 november 2004 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1." verkrachting, meermalen gepleegd", 2 subsidiair en 3., telkens "poging tot zware mishandeling", veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, geldig heeft geacht.
3.2. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in.
(i) Op 2 december 2004 heeft mr. A.J. de Boer namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2004 van de Rechtbank Leeuwarden.
(ii) In de akte rechtsmiddel is als adres van verdachte opgenomen: [a-straat 1], [0000 AA] [woonplaats].
(iii) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2005, houdt in dat die dagvaarding op 17 juni 2005 op de voet van art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3°, Sv is uitgereikt aan de Griffier van de rechtbank te Leeuwarden "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". Een eveneens aan het dubbel van die dagvaarding gehecht GBA-overzicht van 17 juni 2005 houdt in dat van de verdachte vanaf 19 augustus 2004 geen vaste woon- of verblijfplaats bekend was.
(iv) Voormeld GBA-overzicht houdt voorts in als GBA-adres van de verdachte vanaf 19 maart 2004 tot 19 augustus 2004: [a-straat 1], [0000 AA] [woonplaats].
(v) Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2005 is de verdachte niet verschenen en heeft het Hof verstek tegen hem verleend. Ter terechtzitting is verschenen mr. H.J.J. Hendrikse, advocaat, die heeft aangegeven niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens de verdachte het woord te voeren.
3.3. Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3°, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, zoals het adres dat de verdachte in de appelakte heeft doen opnemen (vgl. HR 12 maart 2002, NJ 2002, 317, rov. 3.24 sub b).
3.4. De stukken van het geding houden niets in waaruit kan volgen dat is getracht de appeldagvaarding op het in de appelakte opgegeven adres uit te reiken. Het kennelijk oordeel van het Hof dat het bij het instellen van het hoger beroep opgegeven adres als achterhaald moest worden beschouwd, is niet zonder meer begrijpelijk. De enkele omstandigheid dat van de verdachte in de basisadministratie persoonsgegevens sinds 19 augustus 2004 geen woon- of verblijfplaats bekend is, sluit immers niet de mogelijkheid uit dat het adres dat de verdachte in de appelakte heeft doen opnemen daarin is vermeld met het oog op de betekening van gerechtelijke mededelingen.
Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, is dan ook onbegrijpelijk.
3.5. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en de overige middelen geen behandeling behoeven.
De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 16 januari 2007.