ECLI:NL:HR:2007:AZ4413
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige echtelieden over partner- en kinderalimentatie
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over partner- en kinderalimentatie. De man heeft op 2 juli 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam om de echtscheiding uit te spreken en heeft daarnaast nevenvoorzieningen verzocht. De vrouw heeft het verzoek bestreden en ook zelfstandige verzoeken ingediend. De rechtbank heeft op 9 maart 2005 de echtscheiding uitgesproken en heeft de man verplicht om een bijdrage te betalen voor de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 1997, en voor het levensonderhoud van de vrouw. De bedragen zijn vastgesteld op € 783,-- per maand voor de kinderalimentatie en € 2.220,-- per maand voor de partneralimentatie, met aanpassingen na de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 24 november 2005, hersteld op 9 februari 2006, de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep met betrekking tot de echtscheiding en heeft de kinderalimentatie verhoogd naar € 890,-- per maand en de partneralimentatie verlaagd naar nihil na de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand blijven.