ECLI:NL:HR:2007:AZ4714
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen bewezenverklaring van rijden zonder verzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het rijden zonder verzekering op 9 juli 2004 te Utrecht. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarbij het gaat om bewijsverweren die niet in het midden mogen worden gelaten door de feitenrechter. De verdachte had aangevoerd dat zij niet de bestuurder was van het voertuig, maar dat dit de persoon [betrokkene 1] was. Dit verweer werd door het hof niet voldoende in overweging genomen, waardoor de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelt dat de mogelijkheid openbleef dat de verdachte niet de overtreding had begaan, wat leidt tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet deugde. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de Rechtbank te Utrecht, die haar had veroordeeld tot een geldboete van € 340,- of zes dagen hechtenis. De Hoge Raad concludeert dat de feitenrechter de juistheid van het verweer van de verdachte niet in het midden had mogen laten, wat essentieel is voor een correcte bewijsvoering. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring, vooral in gevallen waar de verdachte een alternatieve verklaring aanvoert die niet in strijd is met de beschikbare bewijsmiddelen.