ECLI:NL:HR:2007:AZ6133
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Persoonsverwisseling en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan, maar waarbij de vraag rees of hij ontvankelijk kon worden verklaard gezien de omstandigheden van een persoonsverwisseling. De Advocaat-Generaal had in hoger beroep gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard, omdat de persoon die zich als verdachte voordeed, niet de werkelijke verdachte was. Het Hof oordeelde dat de als verdachte gedagvaarde persoon in appel diende te worden vrijgesproken, maar dat dit de executie van het vonnis in eerste aanleg tegen degene die zich voor hem had uitgegeven niet zou beïnvloeden. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een persoon met een veroordelend vonnis niet in appel kan worden ontvangen, onjuist is. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van het Hof en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij het feit had begaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de identificatie van verdachten en de gevolgen van persoonsverwisseling in het strafrecht.