ECLI:NL:HR:2007:AZ6533

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/087HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen vader en minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om de wijziging van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen, die tijdens de affectieve relatie met de moeder zijn geboren. De rechtbank te Haarlem had op 18 januari 2005 bepaald dat de gewone verblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou zijn en had een omgangsregeling vastgesteld waarbij de kinderen drie weekenden per vier weken bij de vader verbleven. De moeder verzocht op 20 april 2005 de rechtbank te Zwolle-Lelystad om deze beschikking te wijzigen, zodat de kinderen één weekend per veertien dagen bij de vader zouden verblijven. De rechtbank verklaarde de moeder echter niet-ontvankelijk in haar verzoek op 28 juli 2005.

De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat de beschikking van de rechtbank te Haarlem op 4 april 2006 vernietigde en een nieuwe omgangsregeling vaststelde. De kinderen zouden nu drie weekenden per veertien dagen bij de vader verblijven, waarbij de moeder het eerste en derde weekend en de vader het tweede weekend de kinderen zou halen en brengen. De vader ging in cassatie tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad, bestaande uit de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein, J.C. van Oven en E.J. Numann, heeft op 9 maart 2007 de cassatie van de vader verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van het hof bleef daarmee in stand.

Uitspraak

9 maart 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/087HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E.D. Drok,
t e g e n
[Moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van de rechtbank te Haarlem van 18 januari 2005 is bepaald dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, [kind 1] en [kind 2], bij verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - zal zijn. Voorts heeft de rechtbank als omgangsregeling tussen verzoeker in cassatie - verder te noemen: de vader - en de minderjarige kinderen vastgesteld dat de kinderen drie weekeinden per vier weken omgang met de vader hebben, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag om 18.00 uur bij de vader brengt en op zondag om 17.00 uur bij de vader ophaalt, en dat de kinderen de helft van de schoolvakanties omgang met de vader hebben, met uitzondering van de krokus- en de herfstvakantie in die zin dat de kinderen de gehele krokusvakantie omgang met de vader hebben.
Met een op 20 april 2005 ter griffie van de rechtbank te Zwolle-Lelystad ingekomen verzoekschrift heeft de moeder zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van de rechtbank te Haarlem te wijzigen, in dier voege dat tussen de vader en de minderjarigen een omgangsregeling zal worden vastgesteld waarbij de minderjarigen een weekeinde per veertien dagen telkens vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven.
De vader heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar het verzoek, althans haar verzoek af te wijzen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 28 juli 2005 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem en verzocht die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Haarlem van 18 januari 2005 in dier voege te wijzigen dat, voor zover daarbij is beslist over de omgang tussen de vader en de kinderen tijdens de weekenden, vast te stellen dat een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld, waarbij de minderjarigen één weekend per veertien dagen, telkens vanaf vrijdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen zal brengen en halen, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht, kosten rechtens.
De zaak is door het hof mondeling behandeld ter terechtzitting van 14 maart 2006. Hierbij was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Bij beschikking van 4 april 2006 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw beschikkende, de beschikking van de rechtbank te Haarlem van 18 januari 2005 voor zover het de daarbij vastgestelde weekendregeling betreft gewijzigd en, in zoverre, als omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld dat de kinderen drie weekenden per veertien dagen omgang met de vader hebben van vrijdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur waarbij de moeder het eerste en derde weekend en de vader het tweede weekend de kinderen haalt en brengt.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 maart 2007.