ECLI:NL:HR:2007:AZ6645

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/068HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over alimentatie tussen gewezen echtgenoten

In deze zaak gaat het om een geschil over alimentatie tussen twee gewezen echtgenoten, de vrouw en de man. De man heeft op 18 november 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Groningen om echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen. De vrouw heeft dit verzoek bestreden en zelfstandig verzocht om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De rechtbank heeft op 8 april 2003 de echtscheiding uitgesproken en heeft in een eindbeschikking op 20 juli 2004 bepaald dat de man een bedrag van € 2.000,-- bruto per maand aan de vrouw moet betalen als uitkering tot levensonderhoud.

De man heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft op 8 maart 2006 de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de alimentatie en heeft de bijdrage in de kosten van levensonderhoud vastgesteld op € 1.307,-- per maand, met ingang van 24 april 2003. De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft. Deze beschikking is uitgesproken op 30 maart 2007 door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en E.J. Numann.

Uitspraak

30 maart 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/068HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 november 2002 ter griffie van de rechtbank Groningen ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding uit te spreken tussen hem en verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - met nevenvoorzieningen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht, voorzover in cassatie van belang, een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 8 april 2003 echtscheiding uitgesproken tussen partijen. Na een tweetal tussenbeschikkingen van 2 oktober 2003 en 29 april 2004 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 20 juli 2004 bepaald dat de man vanaf de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw een bedrag van € 2.000,-- bruto per maand dient te betalen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij beschikking van 8 maart 2006 heeft het hof, voorzover in cassatie van belang, de beschikking van de rechtbank van 20 juli 2004 vernietigd voor wat betreft de vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en in zoverre opnieuw beslissende, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud met ingang van 24 april 2003 op € 1.307,-- per maand bepaald.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 maart 2007.