ECLI:NL:HR:2007:AZ8603
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bevelschrift van tenuitvoerlegging in declaratiegeschil tussen cassatieadvocaat en cliënt
In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 16 februari 2007, betreft het een bevelschrift van tenuitvoerlegging in een declaratiegeschil tussen een cassatieadvocaat en zijn cliënt. Dit is een vervolg op de tussenbeschikking van de Hoge Raad van 26 januari 2007, waarin het verschuldigde bedrag van de declaraties van 25 juli 2003, 20 oktober 2003 en 5 januari 2004 voorlopig was vastgesteld op € 5.979,78. De Hoge Raad had in die beschikking de tenuitvoerlegging van dit bedrag bevolen en partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over een creditnota die in de tussenbeschikking was genoemd.
Op 31 januari 2007 heeft de verzoeker, de advocaat, de Hoge Raad geïnformeerd dat het eerder vastgestelde bedrag abusievelijk niet was verminderd met de creditnota. De verzoeker heeft verzocht om het bedrag van € 5.979,78 definitief vast te stellen. De verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De President van de Hoge Raad, Mr. E.J. Numann, heeft de stukken bekeken en de relevante artikelen van de Wet tarieven in burgerlijke zaken in overweging genomen. Hij heeft vervolgens besloten het verschuldigde bedrag definitief vast te stellen op € 5.979,78. Tevens is bepaald dat er binnen vier weken verzet kan worden gedaan tegen dit bevelschrift. Deze beschikking is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de procedure rondom declaratiegeschillen tussen advocaten en hun cliënten verduidelijkt.