ECLI:NL:HR:2007:BA0427

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00982/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in Roermond. De aanvraagster, geboren in 1984, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, waardoor het vonnis ten onrechte op haar naam was gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag gegrond was, omdat de verdachte tijdens de terechtzittingen onjuiste personalia had opgegeven. Dit leidde tot de conclusie dat de Politierechter, als deze op de hoogte was geweest van de juiste feiten, niet tot veroordeling van de aanvraagster zou zijn gekomen. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling, waarbij de tenuitvoerlegging van het vonnis werd opgeschort. De uitspraak benadrukt het belang van correcte identificatie van verdachten in strafzaken en de gevolgen van persoonsverwisseling voor rechtsgeldigheid.

Uitspraak

19 juni 2007
Strafkamer
nr. 00982/06 H
IC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Roermond van 18 februari 2004, nummer 04/017451-03, ingediend door mr. A.C.J. Letmaath, advocaat te Uden, namens:
[Aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft blijkens de aantekening in het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 februari 2004 van het mondeling vonnis "[aanvraagster], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ter zake van "medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvraagster voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraagster niet-ontvankelijk zal verklaren in haar aanvrage tot herziening, met opneming in het arrest van een overweging dat in het vonnis waarvan herziening wordt gevraagd kennelijk bij vergissing de voornaam [van aanvraagster] in plaats van de voornaam [van verdachte] is opgenomen.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1.1. Als bijlagen bij de aanvrage zijn onder meer gevoegd:
- het strafdossier in de zaak onder parketnummer 04/017451-03, inhoudende verschillende processen-verbaal waarin telkens als naam van de verdachte is vermeld:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteland], en waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte die met die naam wordt aangeduid van het mannelijke geslacht is;
- een zogenoemd W-document gesteld op de naam [aanvraagster], waarop een foto van een vrouw is aangebracht;
- een afschrift uit de Gemeentelijke Basisadministratie personen van de gemeente Venlo waaruit blijkt dat de persoon met de naam [aanvraagster] staat ingeschreven in genoemde gemeente en dat die persoon van het vrouwelijke geslacht is;
- een pagina uit een zogenoemd Eerste Gehoor van een persoon genaamd [aanvraagster], geboren op [geboortedatum] 1984, afgenomen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waaruit blijkt dat die persoon van het vrouwelijk geslacht is.
4.1.2. De aan de Hoge Raad ter beschikking staande stukken houden, voor zover hier van belang, het volgende in omtrent het procesverloop.
(i) Aan de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteland], is op 11 augustus 2003 in persoon uitgereikt de dagvaarding in de zaak onder parketnummer 04/017451-03 om op 10 november 2003 te verschijnen ter terechtzitting van de Politierechter te Roermond.
(ii) Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de op de terechtzitting van 10 november 2003 als verdachte aanwezige persoon opgegeven te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteland]. Op die terechtzitting is het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, omdat een tolk in de Armeense taal ontbrak en "niet volstaan kan worden met de diensten die zijn vriend dienaangaande wil verlenen".
Uit het proces-verbaal kan worden opgemaakt dat de verdachte van het mannelijk geslacht is.
(iii) De verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteland], is in januari 2004 opgeroepen om op 18 februari 2004 (opnieuw) te verschijnen ter terechtzitting van de Politierechter te Roermond.
(iv) Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de op de terechtzitting van 18 februari 2004 als verdachte aanwezige persoon opgegeven te zijn genaamd [aanvraagster], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt voorts onder meer in dat de verdachte heeft verklaard "dat zijn voornaam [van aanvraagster] en niet [van verdachte] is en dat de voornaam van zijn tweelingzus [voornaam verdachte] is". Uit het proces-verbaal kan worden opgemaakt dat de verdachte van het mannelijk geslacht is.
(v) Bij het in voormeld proces-verbaal van de terechtzitting van 18 februari 2004 aangetekende mondeling vonnis is "[aanvraagster], geboren [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]", veroordeeld zoals hiervoor onder 1 vermeld.
4.2. De inhoud van de hiervoor onder 4.1.1 en 4.1.2 vermelde gegevens, in onderling verband en samenhang beschouwd, geeft steun aan de stelling dat de uitspraak waarvan herziening is gevraagd ten onrechte op naam van de aanvraagster is gesteld. Die situatie moet gelijk worden gesteld met die waarvan in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv sprake is, te weten dat de rechter een veroordeelde van het tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat Politierechter, als deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend was geweest, niet tot veroordeling ten name van de aanvraagster zou zijn gekomen.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 19 juni 2007.