ECLI:NL:HR:2007:BA0492
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de toereikendheid van de bewijsvoering bij diefstal van elektriciteit in een hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit en het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit voor het tweede feit, waarbij hij stelde dat zijn handtekening op de huurovereenkomst niet betekende dat hij ook betrokken was bij de diefstal van elektriciteit. Het Hof had echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de diefstal, maar had volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen zonder deze voldoende te motiveren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onterecht had gehandeld door niet meer bewijs te leveren, aangezien de raadsman van de verdachte vrijspraak had bepleit. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het tweede tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de eerdere veroordeling voor het eerste feit in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de motivering van de bewezenverklaring adequaat te onderbouwen, vooral wanneer vrijspraak is bepleit.