ECLI:NL:HR:2007:BA2301

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03239/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2007 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. R.M. van der Zwan, had verzocht om herziening van een eerder arrest van het Hof, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. Dit vonnis was bij verstek gewezen op 12 oktober 2005. Het Hof had geoordeeld dat de aanvrager het beroep niet binnen de wettelijke termijn had ingesteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot herziening. De reden hiervoor is dat het arrest van het Hof geen einduitspraak bevatte die een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering inhoudt. Hierdoor kon de aanvrage niet worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de aanvrage dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept het belang van het tijdig indienen van hoger beroep.

Uitspraak

20 maart 2007
Strafkamer
nr. 03239/06 H
DV/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 juni 1996, nummer 22/007295-05, ingediend door mr R.M. van der Zwan, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van 12 oktober 2005 van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, locatie Delft, aangezien de verdachte het beroep niet binnen de daartoe bij de wet gestelde termijn had ingesteld.
2. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat het arrest van het Hof niet inhoudt een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 20 maart 2007.