ECLI:NL:HR:2007:BA2303

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03441/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak gaat het om een herziening van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de aanvrager, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Noord', werd veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De aanvrager heeft op 20 maart 2007 een verzoek tot herziening ingediend, waarbij hij stelt dat er nieuwe feiten zijn die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Deze artikelen vereisen dat de aanvrage tot herziening moet steunen op nieuwe feiten die met bewijsmiddelen gestaafd zijn, en dat deze feiten een ernstig vermoeden wekken dat, indien zij eerder bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage niet voldoet aan de vereisten, omdat er geen opgave van bewijsmiddelen is gedaan die de gestelde nieuwe feiten onderbouwen. Hierdoor kan de aanvrage niet worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand blijft.

Uitspraak

20 maart 2007
Strafkamer
nr. 03441/06 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 maart 2005, nummer 24/000772-04, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, ten tijde van de indiening van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord", locatie "De Blokhuispoort" te Leeuwarden.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 27 mei 2004, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de aanvrager ter zake van "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 20 maart 2007.