3.2.2. De bij het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2005 gevoegde pleitnotities houden - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Toelichting op verzoek om plv Hoofd AIVD te horen als getuige
(...)
Tevens wil de verdediging bijv. vragen hoe vaak er contact is geweest tussen het onderzoeksteam, de landelijk Officier van Justitie en de AIVD en hoe dit contact tot stand kwam, mede gezien het korte tijdsbestek waarbinnen AIVD-informatie beschikbaar was. Immers de verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van detournement de pouvoir, in die zin dat justitie de AIVD allerlei onderzoek heeft laten doen waartoe zij zelf de bevoegdheden mist om die vervolgens via de Landelijk Officier dit strafdossier binnen te sluizen.
3. Daarvoor heeft de verdediging 2 concrete aanwijzingen in het dossier aangetroffen:
- Zodra [betrokkene 1] over de tap komt op 9 augustus 2004 om 23.12 uur, komt er nog diezelfde dag een aanvullend ambtsbericht dat [betrokkene 1] een contact is van [medeverdachte 1]. Dit ambtsbericht moet binnen 48 minuten zijn ontvangen. Er is dus sprake van een zeer directe informatie-uitwisseling tussen OM en AIVD, oftewel een zodanige samenwerking dat er geen sprake meer is van strikt gescheiden taken en bevoegdheden.
- In het persoonsdossier van [medeverdachte 2], bijlage 1, zit een ambtsbericht van de AIVD dat bij aanvullend onderzoek de identiteit van NN5 is vastgesteld. Dit aanvullend onderzoek naar de identiteit van de aangehouden verdachte kan bezwaarlijk anders dan in opdracht van het OM zijn geschied.
4. Inmiddels is een wetsvoorstel afgeschermde getuigen aanhangig, dat naar verwachting op 1 november a.s. in werking zal treden. Dit wetsvoorstel schept de mogelijkheid om naar aanleiding van AIVD informatie personen die direct betrokken zijn bij de informatievergaring als getuigen te laten ondervragen door de Rechter-Commissaris. De wetgever is op zoek naar een oplossing voor het inbrengen van AIVD informatie in het strafproces die wel op enige wijze door een rechter getoetst moet kunnen worden. Dit onderstreept de wenselijkheid van toewijzing van onze verzoeken t.b.v. een eerlijk proces.
Toelichting op verzoek om [teamleider KLPD], teamleider KLPD, te horen als getuige
5. De verdediging wenst dezelfde vragen voor te leggen aan de teamleider m.b.t. de contacten tussen het onderzoeksteam de landelijk Officier van Justitie en de AIVD en m.b.t. de informatie-uitwisseling.
(...)
Verzoek om te horen als getuige de Landelijk Officier van Justitie terrorismebestrijding dhr mr J.R. Klunder en mw mr P.M.H. van der Molen-Maessen
7. De verdediging wenst dezelfde vragen voor te leggen aan de Landelijk Officier van Justitie m.b.t. de contacten tussen het onderzoeksteam, de landelijk Officier van Justitie en de AIVD en m.b.t. de informatieuitwisseling.
(...)
13. De verdediging handhaaft tevens het verweer dat sprake is van détournement de pouvoir. Hof Den Haag heeft op 21 juni 2004 overwogen dat de AIVD en Justitie strikt gescheiden taken en bevoegdheden hebben (een systeem dat is gehandhaafd onder de WIV 2002). De Dienst beweegt zich niet op het terrein van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Het Hof heeft overwogen dat parallelle onderzoeken kunnen voorkomen, wél zullen de AIVD en Justitie hun bevoegdheden uitsluitend met het oog op de vervulling van de eigen taak moeten blijven uitoefenen. Wat niet mag is détournement de pouvoir in die zin dat Justitie de geheime dienst allerlei onderzoek laat doen waartoe zij zelf de bevoegdheden mist om die vervolgens via de Landelijk Officier het strafproces binnen te sluizen (zie ook Strafblad, afl. 2, 18 augustus 2003, jaargang 2).
14. In zijn cassatieschriftuur heeft mr Franken (2.19) in bovengenoemde "Rotterdamse zaak", ondermeer de volgende kritiek geuit op het toestaan van parallelle onderzoeken door Justitie en AIVD: De voortduring van de informatieverstrekking van de AIVD ná aanvang van het opsporingsonderzoek heeft 2 onafwendbare gevolgen die vanuit een rechtsstatelijk perspectief niet te aanvaarden zijn. Ten 1e: strafvorderlijke waarborgen worden omzeild en in ieder geval uitgehold omdat de AIVD ruimere bevoegdheden heeft. Ten 2e wordt iedere reële controle op de informatievergaring onmogelijk gemaakt.
15. De Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere Taken en de Unit Operationele Expertise van het KLPD hebben in juli 2004 een criminaliteitsbeeld - analyse 'radicaal dierenrechtenactivisme 1999-2003' gepresenteerd. In juli 2004 heeft ook de AIVD een rapport uitgegeven over dierenrechtenactivisme. Uit dit rapport blijkt dat de AIVD in 1999 is begonnen het onderzoek naar dierenrechtenactivisme te intensiveren en meer structureel aan te pakken.
Het zal geen toeval zijn dat beide rapporten in juli 2004 tot stand kwamen en dezelfde periode bestrijken. De criminaliteitsbeeld -analyse van de KLPD zoals deze is opgenomen in het proces-verbaal, lijkt wel een samenvatting van het AIVD-rapport (waarvan u bijgaand een afschrift aantreft). Sterker nog, uit het AIVD-rapport blijkt dat de AIVD en KLPD gezamenlijk werken aan het in kaart brengen van de gewelddadige tak van het dierenrechtenactivisme. Daartoe vindt onder andere onverkort uitwisseling van informatie plaats tussen het meldpunt dierenrechtenactivisme van de KLPD en de AIVD.
16. In het AIVD-rapport staat dat door een aantal factoren de opsporing ernstig wordt bemoeilijkt. Als een extra belemmerende factor noemt men het feit dat veel activisten na aanhouding anoniem blijven. Het OM kan de identiteit van de activisten vaak niet achterhalen, hetgeen de opsporing en de executie van vonnissen bemoeilijkt. De AIVD heeft met haar verregaande bevoegdheden wel de identiteit kunnen achterhalen van een aantal activisten, hoogstwaarschijnlijk d.m.v. infiltratie. Door het achterhalen van de identiteit van de activisten helpt de AIVD het OM bij de opsporing en vervolging, zodat sprake is van détournement de pouvoir.
17. Deze zaak start met een ambtsbericht van de AIVD dat [medeverdachte 1], [betrokkene 2] en [medeverdachte 3] elkaar gaan ontmoeten. Het OM gaat onmiddellijk de telefoons van [medeverdachte 1], [betrokkene 2] en [medeverdachte 3] tappen. Zodra [betrokkene 1] over de tap komt op 9 augustus 2004 om 23.12 uur, komt er nog diezelfde dag een aanvullend ambtsbericht dat [betrokkene 1] een contact is van [medeverdachte 1]. Dit ambtsbericht moet binnen 48 minuten zijn ontvangen. Er is dus sprake van een zeer directe informatie-uitwisseling tussen OM en AIVD, oftewel een zodanige samenwerking dat er geen sprake meer is van strikt gescheiden taken en bevoegdheden.
18. In het persoonsdossier van [medeverdachte 2], bijlage 1, zit een ambtsbericht van de AIVD dat bij aanvullend onderzoek de identiteit van NN5 is vastgesteld. Dit aanvullend onderzoek naar de identiteit van de aangehouden verdachte kan bezwaarlijk anders dan in opdracht van het OM zijn geschied. Er is dan ook sprake van detournement de pouvoir.
Het OM moet niet ontvankelijk worden verklaard omdat het OM de AIVD haar bevoegdheden ten behoeve van de strafvervolging heeft laten uitoefenen en de opbrengst daarvan via de landelijk OvJ in het strafdossier heeft ingebracht."