ECLI:NL:HR:2007:BA2922

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/001HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil over de berekening van de vertrekpremie en de rol van bonusuitkeringen

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen [eiser] en ING BANK N.V. over de vraag of een jaarlijks aan de werknemer van de bank uitgekeerde bonus moet worden betrokken bij de berekening van de vertrekpremie die ingevolge een Sociaal Plan aan hem toekomt. [Eiser] heeft ING gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en vorderde een bedrag van € 360.817,14, dat het verschil vertegenwoordigt tussen het door hem becijferde bedrag van € 730.225,14 en het door ING uitgekeerde bedrag van € 369.408,--. Daarnaast vorderde hij netto € 32.091,33 wegens niet vergoede huisvestingskosten en € 34.848,18 wegens het niet toekennen van bonus over het jaar 2002, met rente en kosten.

De rechtbank heeft na twee tussenvonnissen op 2 maart 2004 ING veroordeeld om aan [eiser] een bedrag van € 110.423,34 bruto en € 6.900,-- netto te betalen, vermeerderd met rente. ING heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 september 2005 het eindvonnis van de rechtbank heeft vernietigd en ING heeft veroordeeld om aan [eiser] € 6.900,-- netto terzake bonus over 2002 te betalen, vermeerderd met rente.

Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld, terwijl ING incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Ook het incidentele beroep van ING is verworpen, waarbij ING in de kosten van het geding in cassatie is veroordeeld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

22 juni 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/001HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder in cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai,
t e g e n
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, incidenteel eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en ING.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 15 januari 2003 ING gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en een vordering ingesteld die na latere vermindering van eis inhield, kort samengevat, ING te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 360.817,14 ten titel van uitkering, zijnde het verschil tussen het door hem becijferde bedrag van € 730.225,14 en het door ING becijferde en uitgekeerde bedrag van € 369.408,--, alsmede van netto € 32.091,33 wegens het niet vergoeden van huisvestingskosten over de periode van 1 mei 2002 tot 1 januari 2003 en van € 34.848,18 wegens het niet toekennen van bonus over het jaar 2002, met rente en kosten.
ING heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een tweetal tussenvonnissen van 11 maart 2003 en 23 september 2003, bij eindvonnis van 2 maart 2004 ING veroordeeld om aan [eiser] te voldoen de som van € 110.423,34 bruto vermeerderd met € 6.900,-- netto, vermeerderd met rente.
Tegen het tussenvonnis van 23 september 2003 en het eindvonnis heeft ING hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 15 september 2005 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende ING veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.900,-- netto terzake bonus over 2002, vermeerderd met rente.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. ING heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 april 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 1.501,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ING in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 juni 2007.