ECLI:NL:HR:2007:BA3094

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00606/06 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van asfaltgranulaat in strijd met het Bouwstoffenbesluit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door het Hof veroordeeld voor het opzettelijk gebruiken van asfaltgranulaat op een bouwlocatie zonder te voldoen aan de regels van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 22 januari 2004, waarbij de verdachte ongeveer 2760 ton asfaltgranulaat had aangebracht op een deel van de toekomstige autosnelweg A59 in Rosmalen. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte de bouwstof had 'aangebracht' in de zin van het Besluit, wat leidde tot de veroordeling tot een geldboete van tienduizend euro.

De Hoge Raad beoordeelde het middel van cassatie dat door de verdediging was ingediend, waarin werd betoogd dat er geen sprake was van 'gebruik' van de bouwstof zoals bedoeld in het Bouwstoffenbesluit. De Hoge Raad oordeelde dat het aanbrengen van de bouwstof op de bodem, ongeacht of deze tijdelijk was opgeslagen of niet, als 'gebruik' moest worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de verdachte de asfaltgranulaat had aangebracht en dat dit niet in strijd was met de rechtsopvatting van het Hof.

De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen gronden waren voor cassatie. Dit arrest bevestigt de strikte naleving van de regels omtrent het gebruik van bouwstoffen en de verantwoordelijkheden van rechtspersonen in de bouwsector.

Uitspraak

19 juni 2007
Strafkamer
nr. 00606/06 E
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 23 december 2005, nummer 20/004274-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 mei 2004 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een geldboete van tienduizend euro.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat de verdachte asfaltgranulaat heeft "gebruikt" in de zin van het Bouwstoffenbesluit bodem en oppervlaktewaterenbescherming, zoals bewezenverklaard.
3.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op of omstreeks 22 januari 2004 te Rosmalen, in de gemeente 's-Hertogenbosch, op een deel van het traject van de toekomstige autosnelweg A59, (kadastraal bekend onder Rosmalen, sectie E, nr. 4161) opzettelijk op de bodem een bouwstof, te weten ongeveer 2760 ton asfaltgranulaat heeft gebruikt terwijl daarbij niet werd voldaan aan de in paragraaf 3 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, met betrekking tot het gebruiken van die bouwstof gestelde regel, dat die bouwstof (niet zijnde grond) op of in de bodem slechts gebruikt mocht worden, nadat voor de in bijlage 2 bij genoemd besluit vermelde organische stoffen, de samenstelling van die bouwstof, door een door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordering en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat aangewezen instantie, was bepaald."
3.3. De tenlastelegging is toegesneden op de art. 8 en 9, eerste lid, Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming. Daarom moet het in de bewezenverklaarde tenlastelegging voorkomende begrip "gebruikt" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die artikelen.
3.4.1. Voor de beoordeling van het middel is het volgende wettelijk kader, zoals dat luidde ten tijde van de bewezenverklaarde gedraging, van belang:
(i) Art. 8 Wet bodembescherming:
"1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming van de bodem regels worden gesteld met betrekking tot het uitvoeren van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt, die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten.
2. Hiertoe kunnen behoren regels met betrekking tot:
a. grond- en funderingswerken;
(...)."
(ii) Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Stb. 1995, 567), verder het Besluit:
- Art. 1:
"1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. werk: grondwerk, wegenbouwkundig werk, (...);
(...)
c. gebruik of gebruiken van bouwstoffen: in een werk aanbrengen of houden van bouwstoffen;"
- Art. 8:
"Het is verboden op of in de bodem een bouwstof te gebruiken, indien daarbij niet wordt voldaan aan de regels die bij of krachtens deze paragraaf met betrekking tot het gebruiken van die bouwstof zijn gesteld."
- Art. 9:
"1. Een bouwstof wordt op of in de bodem slechts gebruikt, indien voor de in bijlage 2 vermelde organische stoffen (...) de samenstelling van die bouwstof door een door Onze Ministers aangewezen instantie is bepaald."
3.4.2. De Nota van Toelichting bij het Besluit houdt onder meer in:
- (p. 30) omtrent het begrip "gebruiken":
"Onder gebruiken wordt iedere activiteit verstaan, waarbij steenachtige bouwstoffen op of in de bodem of in het oppervlaktewater worden gebracht en vervolgens worden gehouden met het oog op de realisering, respectievelijk de instandhouding van een werk."
- (p. 32) omtrent de fase van opslag:
"Tot slot kan nog worden opgemerkt dat het onderhavige besluit ook niet van toepassing is, indien bouwstoffen voorafgaande aan het gebruik in een werk tijdelijk op een terrein worden opgeslagen. Ingeval na verloop van tijd mocht blijken dat de bouwstoffen niet op de bodem zijn opgeslagen maar definitief in een werk of in de bodem zijn gebracht zijn echter alsnog de voorschriften van dit besluit van toepassing."
3.5. De bestreden uitspraak houdt onder meer in:
"Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
C.1.
Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte, op de gronden als nader in de (...) pleitnotities verwoord, betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar is ten laste gelegd. Kort samengevat komen deze gronden op het volgende neer.
C.2.
In de onderhavige zaak is er geen sprake van "gebruik" of "gebruiken" van een bouwstof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (hierna: het Bouwstoffenbesluit). Ter onderbouwing van dit verweer is aangevoerd dat het asfaltgranulaat slechts in depot in het wegvak is gebracht.
(...)
D.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
(...)
D.1.2.
Bij de artikelsgewijze toelichting in de Nota van Toelichting valt bij de toelichting bij artikel 1, eerste lid, onderdeel c van het Bouwstoffenbesluit omtrent de definitie van "gebruik" of "gebruiken" te lezen:
De in het besluit gehanteerde term "gebruik" of "gebruiken" omvat beide fasen van het toepassen van een bouwstof, dat wil zeggen zowel het aanbrengen van een bouwstof als het vervolgens houden van de eenmaal aangebrachte bouwstof. In een enkel geval wordt in het besluit alleen gesproken over "het aanbrengen van een bouwstof" of "het houden van een bouwstof"; dan wordt uitsluitend onderscheidenlijk de eerste fase van het gebruik(en) - die van het aanbrengen - of de tweede fase - die van het houden - bedoeld.
D.2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is - onder meer - gebleken dat:
- verdachte belast is met de aanleg/ombouw van de N 59 tot autosnelweg A 59 tussen 's-Hertogenbosch en Geffen;
- onderdeel van het werk is het openbreken van de oude asfaltlaag, het verwerken hiervan tot asfaltgranulaat en het indien mogelijk hergebruiken van dit asfaltgranulaat in of op het nieuw aan te leggen wegtraject;
- verdachte eerder uit twee "oude" wegsegmenten het asfalt heeft opengebroken en verwerkt tot asfaltgranulaat;
- het asfaltgranulaat uit deze twee wegsegmenten op een berg naast het werk in depot heeft gestort en na (goed)keuring door een aangewezen instantie in het wegvak is gereden;
- verdachte in casu uit een ander "oud" wegsegment het asfalt heeft opengebroken, verwerkt tot asfaltgranulaat en deze hoeveelheid van 2760 ton asfaltgranulaat rechtstreeks in het in de tenlastelegging genoemde wegvak heeft gereden;
- verdachte deze hoeveelheid van 2760 ton asfaltgranulaat op het nieuw aan te leggen wegtracé op een ingeklonken zandlaag heeft gebracht;
- op 22 januari 2004 een toezichtambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch aanwezig was op het werk in aanleg;
- deze ambtenaar heeft geconstateerd dat in wegvak 140.520-140.800 een hoeveelheid van 2760 ton asfaltgranulaat was aangebracht en verdicht, dat er met een wals overheen was gereden en dat er in een kort tijdsbestek (een twintigtal) vrachtwagens over dit wegvak reden;
- nadien het bureau [A] de samenstelling heeft bepaald van deze partij asfaltgranulaat [die] eerder op het wegvak was aangebracht op de wijze als hiervoor vermeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het verdachtes intentie was om het asfaltgranulaat van het in het geding zijnde segment, voor dat nieuw aan te leggen wegvak te gebruiken.
(...)
D.4.
Gelet op het omschrevene in de Nota van Toelichting (zoals weergegeven onder D.1.2) kan het aanbrengen van een bouwstof niet anders dan als de eerste fase van het gebruik(en) worden bestempeld. Naar 's hofs oordeel is derhalve reeds sprake van "gebruik" of "gebruiken" als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit, indien de bouwstof wordt aangebracht.
Het hof leidt uit de onder D.2. genoemde omstandigheden van het geval af dat verdachte de bouwstof in het werk heeft aangebracht.
Het verweer van verdachte, inhoudende dat de bouwstof niet permanent in of op de bodem is aangebracht, doch slechts in depot is gehouden doet aan dit oordeel niet af, nu reeds het aanbrengen van een bouwstof (nog) voor het eventueel zijn definitieve toepassing in of op de bodem krijgt, "gebruik(en)" is in de zin van het Bouwstoffenbesluit.
D.5.
(...)
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat er sprake is van "gebruik(en)" in de zin van artikel 1 van het Bouwstoffenbesluit.
D.6.
Het onder C.2. genoemde verweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen."
3.6. Het middel berust op de stelling dat de ongeveer 2760 ton asfaltgranulaat niet naast het aan te leggen wegvak "in depot" is gelegd, maar uit een oogpunt van efficiency rechtstreeks in het wegvak is uitgereden om daar na goedkeuring door de bevoegde instantie als bouwstof in het wegenbouwkundig werk te worden aangebracht. Het granulaat zou op de bestemde plaats in verwijderbare toestand gedeponeerd zijn. Een dergelijk depot zou vanwege het voorlopige karakter ervan niet reeds kunnen worden aangemerkt als het gebruik van een bouwstof op (of in) de bodem door het in een werk aan te brengen als bedoeld in art. 1, eerste lid, aanhef en onder c van het Besluit.
3.7. Het Hof heeft vastgesteld dat het door de verdachte op een wegvak van het nieuwe wegtraject gebrachte asfaltgranulaat, ten aanzien waarvan niet in geschil is dat het een stof is als bedoeld in art. 9, eerste lid, Besluit, aldaar is verdicht, platgewalst en aanstonds door vrachtwagens bereden. Daaruit heeft het Hof afgeleid dat de verdachte de bouwstof heeft aangebracht in de zin van het Besluit.
3.8. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Uitgaande van hetgeen het Hof heeft vastgesteld en gelet op het wettelijk kader met daarbij de toelichting op het Besluit, moeten de handelingen van de verdachte met het asfaltgranulaat worden aangemerkt als het "aanbrengen" van een (steenachtige) bouwstof in een (wegenbouwkundig) "werk", zonder dat hier sprake is van een aan het "aanbrengen" van de bouwstof voorafgaande fase waarin de bouwstof nog slechts tijdelijk "op een terrein" was opgeslagen. Daaraan doet niet af dat het asfaltgranulaat nog kon worden verwijderd.
3.9. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 19 juni 2007.