3.3 Het hof heeft daartoe, kort samengevat, als volgt overwogen.
(a) Ingevolge art. 23, lid 1, aanhef en onder a, van de Merkenlandsverordening 1995 (P.B. 1996, nr. 188) kan Diageo op grond van haar uitsluitend merkenrecht zich verzetten tegen elk gebruik dat in het economisch verkeer van het merk wordt gemaakt voor de waren waarvoor het is ingeschreven. Voor de beantwoording van de vraag of hier van zodanig gebruik sprake is, dient tot uitgangspunt dat de wezenlijke functie van het merk is dat aan de consument of eindverbruiker de identiteit van oorsprong wordt gewaarborgd in dier voege dat hij het product zonder gevaar voor verwarring kan onderscheiden van producten van andere herkomst. Deze herkomstgarantie impliceert dat erop kan worden vertrouwd dat derden niet in een aan de verhandeling voorafgegane fase zonder toestemming van de merkgerechtigde hebben ingegrepen in de oorspronkelijke toestand van een aangeboden en van het merk voorzien product. De rechthebbende op het merk kan zich dus verzetten tegen ieder gebruik dat aan deze herkomstgarantie afbreuk zou kunnen doen. (rov. 4.3)
(b) Aan herkomstgarantie kan afbreuk worden gedaan door het weglaseren van de identificatienummers op de flessen, welke nummers immers een zekere waarborg bieden tegen de mogelijkheid het product na te maken en behulpzaam kunnen zijn bij het opsporen van gebrekkige producten. In beginsel kan Diageo zich verzetten tegen verkoop van merkprodukten waarbij het identificatienummer is weggelaserd. (rov. 4.4)
(c) Op grond van het bepaalde in art. 23, lid 9 (bedoeld zal zijn: lid 8), Merkenlandsverordening en de daarop van de zijde van de regering gegeven toelichting moet worden aangenomen dat de merkhouder in de Nederlandse Antillen zich niet kan verzetten tegen import van elders in de wereld door een merkhouder in het verkeer gebrachte producten. Vrije parallelhandel is het uitgangspunt geweest van de wetgever. (rov. 4.5)
(d) Uit dit een en ander vloeit voort dat de merkhouder zich niet kan verzetten tegen de verkoop van flessen zonder identificatienummer wanneer dit verzet niet diens legitieme belangen dient waarvoor het merkenrecht hem bescherming biedt. Het tegengaan van parallele import behoort daartoe niet. (rov. 4.6)
(e) Voorshands is onaannemelijk dat de identificatienummers zijn aangebracht met het oog op het tegengaan van namaak en ook op de mogelijkheid tot zogenoemde recall van gebrekkige producten. Het gevaar dat namaak in de handel wordt gebracht in flessen die niet te onderscheiden zijn van echte lijkt voorshands zeer beperkt. Bovendien lijkt het onwaarschijnlijk dat de consument zich bij de aankoop van een fles whisky ter vaststelling van de herkomst ervan zal laten leiden door het op de fles aangebrachte nummer, of door de wetenschap dat daardoor recall mogelijk is, mede in het licht van het feit dat recall van producten veelal via de media plaatsvindt en van een wettelijke verplichting tot het aanbrengen van identificatienummers geen sprake is. Nu onbetwist is dat deze nummers het Diageo mogelijk maken aan de hand daarvan lekken in haar verkooporganisatie op te sporen en de financiële belangen van Diageo bij het gesloten houden daarvan groot zijn, lijkt het veeleer waarschijnlijk dat dit nummer (vrijwel), uitsluitend is bedoeld om parallelimport onmogelijk te maken. Voorshands heeft te gelden dat van merkinbreuk door Esperamos c.s. geen sprake is. (rov. 4.7)
(f) Voorshands is onvoldoende aannemelijk dat verwijdering van de identificatienummers leidt tot verwarring bij de consument omtrent de herkomst van het product dan wel tot aantasting van de reputatie van het merk. Het bedrijven van parallelimport is op zich niet onrechtmatig. Van onrechtmatig handelen is dan ook niet gebleken. (rov. 4.9)