ECLI:NL:HR:2007:BA4941
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 22 november 2005 had plaatsgevonden. De verdachte was in hoger beroep vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad. Het Hof had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en had de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.R. Doorenbos.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend voor zover het Hof verzuimd had om artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf berustte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof dit artikel had moeten vermelden en heeft dit alsnog gedaan. Voor het overige heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat de overige middelen niet tot cassatie konden leiden. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest voor zover het Hof art. 303 Sr niet had vermeld, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte vermelding van wettelijke voorschriften in vonnissen en arresten, en bevestigt dat de Hoge Raad in dergelijke gevallen kan ingrijpen om de rechtszekerheid te waarborgen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling, en onderstreept de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland.