ECLI:NL:HR:2007:BA5807

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01440/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door de Rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor afpersing en diefstal met geweld. De feiten betroffen twee berovingen in Amsterdam, waarbij de verdachte onder bedreiging van geweld geld heeft afgenomen van taxichauffeurs. De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte dat het Hof de vordering van de Advocaat-Generaal niet voldoende had weergegeven, verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet vernietigd hoefde te worden, ondanks het feit dat de vordering van de AG niet expliciet was vermeld in de uitspraak. De Hoge Raad concludeerde dat er geen redelijke twijfel bestond dat de AG zich richtte op de feiten zoals bewezen verklaard door de Rechtbank. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste weergave van de vordering van de AG, maar bevestigt ook dat een gebrek hierin niet altijd leidt tot vernietiging van de uitspraak.

Uitspraak

11 september 2007
Strafkamer
nr. 01440/06
SM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 januari 2006, nummer 23/001686-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 2 maart 2005 - de verdachte ter zake van onder 1. "afpersing" en onder 2. "diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken" veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd in de bestreden uitspraak de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof (genoegzaam) weer te geven.
3.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 09 juli 2004 te Amsterdam (in een taxi, op of aan de openbare weg, de Nasaukade) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal ongeveer 65 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, bij die [benadeelde partij 1] in een taxi is gestapt en/of aan die [benadeelde partij 1] heeft gevraagd om die taxi te stoppen en/of een pistool, althans een (op een pistool gelijkend) voorwerp heeft gepakt en/of dat pistool/voorwerp naar, althans in de richting van die [benadeelde partij 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of tegen die [benadeelde partij 1] heeft geroepen: "geef mij jouw portemonnee" en/of "als je nog een stap achter mij aanzet, dan schiet ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
"2. hij op of omstreeks 02 februari 2003 te Amsterdam (in een taxi, op of aan de openbare weg, de Spuistraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 245 euro) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, type 8850), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, de portemonnee van die [benadeelde partij 2] (uit handen van die [benadeelde partij 2]) heeft gepakt en/of een mes, althans een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft gepakt en/of dat mes/voorwerp aan die [benadeelde partij 2] heeft getoond."
3.2.2. Het Hof heeft daarvan bewezenverklaard dat:
"1. hij op 9 juli 2004 te Amsterdam in een taxi, op de openbare weg, de Nassaukade, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 65 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een op een pistool gelijkend voorwerp heeft gepakt en dat voorwerp in de richting van die [benadeelde partij 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en tegen die [benadeelde partij 1] heeft geroepen: "geef mij jouw portemonnee."
"2. hij op 2 februari 2003 te Amsterdam in een taxi, op de openbare weg, de Spuistraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met daarin een geldbedrag van ongeveer 245 euro en een mobiele telefoon, merk Nokia, type 8850, toebehorende aan [benadeelde partij 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, de portemonnee van die [benadeelde partij 2] uit de handen van die [benadeelde partij 2] heeft gepakt en een mes heeft gepakt en dat mes aan die [benadeelde partij 2] heeft getoond."
3.2.3. Die bewezenverklaring is gelijkluidend aan die welke is opgenomen in het verkorte vonnis van de Rechtbank. De Rechtbank heeft de verdachte ter zake van het aldus bewezenverklaarde overeenkomstig de eis van de Officier van Justitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
3.2.4. Omtrent de strafoplegging heeft het Hof onder meer overwogen:
"De rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beroving van twee taxichauffeurs. Bij een van de berovingen heeft hij de taxichauffeur onder bedreiging van een op een pistool gelijkend voorwerp gedwongen om zijn geld af te geven. Bij de tweede beroving heeft hij de taxichauffeur een mes getoond en hem beroofd van diens portemonnee met inhoud en mobiele telefoon.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen nog lang daarvan de psychische gevolgen ondervinden. Bovendien worden door dergelijke delicten in de maatschappij voorkomende gevoelens van angst en onveiligheid versterkt."
3.3. Ingevolge art. 359, eerste lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv dient het arrest van het gerechtshof de vordering van de advocaat-generaal bij het hof te bevatten.
De in het middel benadrukte omstandigheid dat de bestreden uitspraak niet inhoudt voor welke feiten de Advocaat-Generaal de gevangenisstraf van dertig maanden heeft gevorderd - terwijl het proces-verbaal van de terechtzitting en de overgelegde schriftelijke vordering daaromtrent ook niets inhouden - brengt in het onderhavige geval niet mee dat die uitspraak wegens schending van genoemde bepaling zou moeten worden vernietigd.
Gelet op het hiervoor onder 3.2 weergegeven procesverloop is immers niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de Advocaat-Generaal het oog had op de feiten zoals deze door de Rechtbank waren bewezenverklaard.
3.4. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 september 2007.