ECLI:NL:HR:2007:BA6571
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van cassatieberoep na conclusie Advocaat-Generaal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door de klaagster, vertegenwoordigd door mr. J.A. Heeren, advocaat te Haarlem. Het beroep was gericht tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 7 september 2006, nummer RK 06/260, op een beklag als bedoeld in artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal, de heer Knigge, had geconcludeerd dat het beroep verworpen diende te worden.
Het beroep is ingetrokken nadat de Advocaat-Generaal zijn conclusie had genomen tijdens de zitting van de Hoge Raad op 29 mei 2007. Dit gebeurde na de aanvang van de behandeling van het beroep, zoals bedoeld in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft vervolgens de zaak op het bestaande beroep afgedaan, verwijzend naar eerdere jurisprudentie (HR 30 september 2003, LJN AH9919, NJ 2004, 26).
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking geoordeeld dat de middelen die in cassatie waren voorgesteld niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.