ECLI:NL:HR:2007:BA6802
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie
In deze zaak gaat het om een herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de aanvrager was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De aanvrager, geboren in 1939 en thans gedetineerd, heeft een aanvraag tot herziening ingediend naar aanleiding van het arrest van het Hof, dat op 14 april 2005 werd uitgesproken. De aanvrager betoogt dat er onrechtmatig bewijs is verkregen, omdat een door de douane geopende enveloppe, die een stortingsbewijs van USD 200.000.000,- bevatte, niet op de juiste wijze was geopend. De verdediging stelt dat de douanebeambte en een medewerker van FedEx onrechtmatig hebben gehandeld door de binnenenveloppe te openen zonder de juiste procedures te volgen.
Het Hof heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat het stortingsbewijs zich in de buitenenveloppe bevond en dat de binnenenveloppe niet relevant was voor de bewijsvoering. De Hoge Raad oordeelt dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond is, omdat de aangevoerde omstandigheden niet het ernstige vermoeden wekken dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek tot vrijspraak zou hebben geleid. De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 juni 2007 door vice-president F.H. Koster en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het verkrijgen van bewijs en de procedures die daarbij gevolgd moeten worden.