ECLI:NL:HR:2007:BA7260
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor valsheid in geschrift en andere strafbare feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden voor het medeplegen van valsheid in geschrift, opzettelijk handelen in strijd met de Wet toezicht kredietwezen 1992, en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De veroordeling volgde na een hoger beroep dat het vonnis van de Rechtbank te Assen vernietigde. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. L.S. Slinkman.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verlaagd van vijftien maanden naar veertien maanden, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de redelijke termijn in cassatieprocedures. De beslissing benadrukt het belang van een tijdige behandeling van rechtszaken en de gevolgen van overschrijding van deze termijn voor de strafoplegging. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2007:BA7260 en is relevant voor toekomstige zaken waarin de redelijke termijn een rol speelt.