ECLI:NL:HR:2007:BA8448

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/162HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en vorderingen tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch met het verzoek om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. De rechtbank heeft op 28 november 1997 bij verstekvonnis de verdeling vastgesteld. De man heeft hiertegen verzet aangetekend en heeft in een later stadium gevorderd om ontheven te worden van de veroordeling die bij het verstekvonnis was uitgesproken. Na verschillende tussenvonnissen heeft de rechtbank op 18 augustus 2004 een eindvonnis uitgesproken waarin de man werd ontheven van de eerdere veroordeling en de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 28 februari 2006 het tussenvonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, maar het eindvonnis heeft vernietigd voor zover het de waardepapieren en de overbedelingsvordering betreft. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw aan de man een bedrag van € 67.452,08 verschuldigd is wegens overbedeling, en dat de verbintenissen die hieruit voortvloeien teniet zijn gegaan. Tegen dit arrest heeft de man cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.

Uitspraak

26 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/162HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vrouw heeft bij exploot van 21 augustus 1997 de man gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op de wijze als omschreven in de inleidende dagvaarding.
De rechtbank heeft bij verstekvonnis van 28 november 1997 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, zoals omschreven in het dictum.
De man is bij dagvaarding van 21 juli 1998 in verzet gekomen tegen dit vonnis en heeft gevorderd, kort gezegd en na vermeerdering van eis, dat hij zal worden ontheven van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij verstekvonnis van 28 november 1997 en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op de door hem voorgestelde wijze.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 10 december 1999, 2 februari 2001 en 21 december 2001, bij eindvonnis van 18 augustus 2004 de man ontheven van de veroordeling uitgesproken bij vonnis van 28 november 1997 en de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld, zoals omschreven in het dictum.
Tegen het tussenvonnis van 21 december 2001 en het eindvonnis heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 28 februari 2006 heeft het hof het tussenvonnis van de rechtbank van 21 december 2004 bekrachtigd met verbetering van gronden, het eindvonnis van de rechtbank vernietigd maar alleen voorzover aan de man wordt toebedeeld de waardepapieren met een beloop van ƒ 250.000,-- en de overbedelingsvordering wordt vastgesteld op € 67.452,08 en, in zoverre opnieuw rechtdoende, vastgesteld dat de vrouw aan de man wegens overbedeling verschuldigd is € 67.452,08 en € 56.722,53, alsmede voor recht verklaard dat de verbintenissen die hieruit voortvloeien en de verbintenissen die voortvloeien uit de vordering van de vrouw inzake dwangsommen, alimentatie en proceskosten tot hun gemeenschappelijk beloop teniet zijn gegaan.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.