ECLI:NL:HR:2007:BB1359
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de voorbereidingstijd op zitting en verlies uit aanmerkelijk belang
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 februari 2006, nr. BK-04/04024, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 39.761, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad behandelt in deze uitspraak twee middelen. Het eerste middel betreft de voorbereidingstijd voor de zitting. Belanghebbende stelde dat hij niet tijdig was uitgenodigd voor de zitting, wat volgens hem een schending van de beginselen van een goede procesorde inhield. Het Hof had echter het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen, en de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet in strijd heeft gehandeld met artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet verplicht was om de uitnodiging voor de zitting met inachtneming van de termijn van zes weken te verzenden.
Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende geen verlies uit aanmerkelijk belang kan in aanmerking nemen voor de schulden die hij uit hoofde van een borgstelling voor de coöperatie heeft betaald. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever geen terugwerkende kracht heeft beoogd voor de relevante bepalingen en dat de regelgeving voor het jaar 2000 niet toestaat dat lidmaatschapsrechten van een coöperatie onder het aanmerkelijkbelangregime worden gebracht. Het oordeel van het Hof wordt als juist beschouwd, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.